Читать книгу Oudewater en omtrek, Geologisch, Mythologisch en Geschiedkundig Geschetst - Willem Cornelis van Zijll - Страница 61
AARDGEESTEN, DWERGEN, enz.
ОглавлениеDeze komen onder verschillende benamingen voor. Mr. van den Bergh1 noemt: Dreumes, Dreutel, Drol, Keutel.
Door de kaboutermannetjes is hetzelfde te verstaan.
»Dreutel,” zegt laatstgenoemde schrijver, »beteekent, gelijk keutel, de drek van schapen. Door het Christendom,” vervolgt hij, »is de naam in verachting geraakt, en, gelijk bij de Israeliten vreemde goden drekgoden heeten, tot benaming voor het laagste en verachtelijkste gebruikt.”
»De echte beteekenis,” zegt deze geleerde, »is echter nog niet geheel versleten; ik herinner mij een kinderliedje, beginnende:
Klein, klein dreuteltje, (kleutertje, dreumesje,)
Wat doe jij in mijn hof!”
En hier doen wij van den Bergh welligt geene ondienst als wij het vervolg daarvan ter nederschrijven, zooals de jeugd dit in Oudewater opdreunt:
»Jij plukt al mijn bloemetjes weg,
Jij maakt het al te grof.”
Dit laatste duidt op den soms lastigen aard dier wezens. Veelal nogtans waren zij ook goed.2
De kleine pijpjes die in de aarde gevonden worden, zegt men, zijn van aardmannetjes; veelal dan ook worden zij naar hen genoemd. Uit dit alles blijkt ook weder verachting en kinderspel van het vroegere heidendom.
1 Critisch Woordenboek, 24 en 25.↑
2 Zie hier een sage bij van den Bergh aangehaald, hoe zij somtijds gedienstig waren:
„In zeker dorp bij Mechelen was een molenaar eens bezig meel te zeeven. Hij kon dien dag zijn werk niet voleindigen, en verschoof de rest tot morgen. Weggaande vergat hij zijne boterham. Toen hij nu den volgenden ochtend de deur opende, vond hij tot zijne verbazing al het meel gezeefd; de boterham echter was verdwenen. Den volgenden dag gebeurde hetzelfde. Toen verborg hij zich den derden nacht achter eenige meelzakken, nieuwsgierig naar de oorzaken van dit wonder; en zie: na middernacht ging plotseling de deur van den molen open, en een naakte dwerg trad binnen, die, nadat hij de boterham had opgegeten, vlijtig aan het zeeven ging. Medelijdend van aart lag de molenaar daarop nevens de boterham ook kleederen, en sedert was de dwerg altijd behoorlijk gekleed als hij daar kwam.”↑