Читать книгу Thet Oera Linda Bok, Naar een Handschrift uit de Dertiende Eeuw - Anoniem - Страница 19
Wetten voor de stuurlieden. Stuurman is een titel voor de buitenvaarders.
Оглавление1. Alle Fryas zonen hebben gelijke rechten, daarom mogen alle flinke knapen zich als buitenvaarders aanmelden bij den olderman, en deze mag hen niet afwijzen, ten ware dat er geen plaats is.
2. De stuurlieden mogen hun eigen meesters benoemen.
3. De kooplieden moeten gekozen en benoemd worden door de gemeente, aan wie het goed toebehoort, en de stuurlieden mogen daarbij geen stem hebben.
4. Als men op reis bevindt, dat de koning slecht of onbekwaam is, dan mogen zij een ander nemen. Komen zij weer thuis, dan mag de koning zich beklagen bij den olderman.
5. Komt de vloot weder thuis, en zijn er baten, dan moeten de zeelieden daarvan een derde deel hebben, aldus te deelen. De witkoning twaalf mansdeelen, de schout bij nacht zeven mansdeelen, de bootsmannen elk twee deelen, de schippers elk drie deelen, het overige scheepsvolk elk een deel, de jongste scheepsjongens elk een derde deel, de middelste jongens elk een halfdeel en de oudste jongens elk een tweederde deel.
6. Zijn er sommigen verlamd, dan moet de gemeene gemeente zorgen voor hun onderhoud, ook moeten zij vooraan zitten bij de algemeene feesten, bij huisselijke feesten, ja bij alle feesten.
7. Zijn er op de tocht omgekomen, dan moeten hunne naasten hun deel erven.
8. Zijn daar weduwen en weezen van gekomen, dan moet de gemeene gemeente die onderhouden; zijn zij in een zeestrijd gesneuveld, dan mogen hunne zonen de namen hunner vaderen op hunne schilden voeren.
9. Zijn er ligtmatrozen verongelukt, dan moeten zijne erven een geheel mansdeel hebben.
10. Was hij verloofd, dan mag zijne bruid zeven mansdeelen eischen om aan haar bruidegom een steen te wijden, maar dan moet zij voor deze eer weduw blijven haar leven lang.
11. Bijaldien eene gemeente eene vloot uitrust, moeten de reeders zorgen voor de beste leeftocht en voor vrouwen en kinderen.
12. Indien een zeeman afgeleefd en arm is, en heeft hij huis noch erf, dan moet hem dat gegeven worden. Wil hij geen huis en erf, zoo mogen zijne vrienden hem in huis nemen en de gemeente moet dat vergoeden naar zijn staat, tenzij dat zijne vrienden dit voordeel weigeren.