Читать книгу Noorsche mythen uit de Edda's en de sagen - H. A. Guerber - Страница 10
De wolven Sköll en Hati.
ОглавлениеMaar daar het kwaad het goede altijd op de hielen volgt, in de hoop het te vernietigen, stelden de oude bewoners van de Noordelijke landen zich voor, dat beiden, Zon en Maan, voortdurend vervolgd werden door de woeste wolven Sköll (verzet) en Hati (haat), wier eenig doel was de schitterende wezens vóór hen in te halen en op te eten, opdat de wereld weer in haar oorspronkelijke duisternis mocht worden gehuld.
Sköll heet de wolf
Die de godin, de prachtige,
Naar de zee toedrijft;
Een andere, Hati genoemd
Is Hrodvitnir’s zoon;
Hij zal voorgaan het hemelkind schoon.
Saemunds Edda.
Nu en dan vertelde men, haalden de wolven hun prooi in en trachtten ze op te eten, brachten zoo een verduistering van de stralende hemellichamen te weeg. Dan hief het verschrikte volk een zoo oorverdoovend rumoer aan, dat de wolven, door het getier verschrikt, ze direct loslieten. Dus bevrijd vervolgden Zon en Maan hun weg en ijlden sneller dan te voren, terwijl de hongerige monsters voortstormden in hun zog, snakkend naar den tijd wanneer hun pogingen zouden slagen en het einde der wereld zou komen. Want de noordelijke volken geloofden dat, daar hun goden ontsprongen waren aan een vereeniging van het goddelijke element (Börr) en het sterfelijke element (Bestla), zij eindig waren, en gedoemd onder te gaan met de wereld die zij hadden gewrocht.
Maar toen zelfs in dien vroegsten tijd
Was zwak geduid de dageraad
Van woesten strijd, van schok des doods,
Als alles endt in Ragnarok;
Als goed en kwaad, als niet en zijn
Beginnend nu, enden hun kamp.
Valhalla.
Mani werd ook vergezeld door Hiuki, de wassende, en Bil, de afnemende maan, twee kinderen die hij had weggerukt van de aarde, waar een wreed vader hen noopte iederen nacht water te dragen. Onze voorouders verbeeldden zich dat zij deze kinderen, de oorspronkelijke, “Jack en Jill” met hun emmer, in vage omtrekken op de maan zagen.
De goden stelden niet alleen Zon, Maan, Dag en Nacht aan om den voortgang van het jaar aan te geven, maar riepen ook Avond, Middernacht, Morgen, Voormiddag, Middag en Namiddag om hun plichten te deelen, terwijl zij Zomer en Winter tot de beheerschers der jaargetijden maakten. Zomer, een rechtstreeksche afstammeling van Svasud (de milde en lieflijke), erfde den vriendelijken aard van zijn vader, en werd door allen bemind behalve door Winter, zijn doodelijken vijand, den zoon van Vindsual, zelf weer een zoon van den onvriendelijken god, de verpersoonlijking van den ijskouden wind.
Vindsual is de naam van hem
Die heeft verwekt den wintergod;
Zomer was Suasuthers kind;
Beiden zullen gaan hun pad,
Tot der goden schemering.
Vafthrudni’s-mal.
De koude winden zweepten voortdurend neer van het noorden, en verstijfden de aarde, en de Noormannen verbeeldden zich dat deze in beweging waren gezet door den grooten reus Hraesvelgr (lijken-zwelger), die, gedost in arendsvederen, aan den meest noordelijken top van den hemel zat, en dat wanneer hij zijn armen of vleugelen ophief de koude stormen uitschoten en onbarmhartig zwiepten over het gelaat der aarde, alle dingen verwoestend met hun ijzigen ademtocht.
Hrae-svelger is de naam van hem
Die zit voorbij der hemelen end,
En spreidt zijn arendsvleug’len uit,
Zoodat de storm te voorschijn schiet.
Vafthrudni’s-mal.