Читать книгу Noorsche mythen uit de Edda's en de sagen - H. A. Guerber - Страница 19

Valhalla.

Оглавление

Inhoudsopgave

Dit paleis, Valhalla geheeten (de hal der uitgelezen verslagenen) had vijfhonderd veertig deuren, breed genoeg om achthonderd krijgslieden naast elkander door te laten, en boven den hoofdingang waren een zwijnskop en een adelaar welks scherpe blik doordrong tot de verste hoeken van de wereld. De muren van dit wondervolle gebouw waren gemaakt van schitterende speren, zoo sterk gepolijst dat zij de hal verlichtten. Het dak was van gouden schilden, en de banken waren versierd met schoone rustingen, de geschenken van den god aan zijn gasten. Hier boden lange tafels ruimschoots gerief aan de Einheriar, soldaten gevallen in den slag, die in het bijzonder door Odin begunstigd werden.

Gemakkelijk wordt herkend,

Door hen die tot Odin gaan,

Het verblijf als men het ziet,

Zijn dak met speren belegd,

Zijn hal met schilden bedekt,

Met wapenen elke bank versierd.

Grimnirs Lied.

De oudste Noorsche natiën, die den oorlog voor het meest eervolle bedrijf hielden, en moed als de grootste deugd beschouwden, vereerden Odin vooral als god van strijd en zegepraal. Zij geloofden dat, zoo dikwijls er een gevecht op handen was, hij zijn bijzondere dienaressen, de schild-, strijd- of wenschmaagden, Valkyren (kiezers der gesneuvelden) geheeten, uitzond, die uit de doode krijgers het halve aantal kozen en ze droegen op haar snelle rossen over de sidderende regenboogbrug, Bifröst, in het Valhalla. Welkom geheeten door Odins zonen, Hermod en Bragi, werden de helden geleid naar den voet van Odins troon, waar zij den prijs ontvingen die hun moed toekwam. Als een of andere uitverkorene van den god dus in Asgard werd gebracht, stond Valvader (vader der gesneuvelden) zooals Odin heette wanneer hij het voorzitterschap bekleedde over de krijgers, soms van zijn troon op en heette hem in persoon welkom aan de groote ingangspoort.

Noorsche mythen uit de Edda's en de sagen

Подняться наверх