Читать книгу Beknopte geschiedenis van het vaderland - J. A. Wijnne - Страница 13

§ 10.

Оглавление

Inhoudsopgave

De Nederlanden onder het bewind van Karel V.

Zóó waren dan de zeventien onder één heerschappij, die van karel V (1543-1555), vereenigd. Het waren bloeiende staten met een krachtige bevolking. Vischvangst, handel en zeevaart waren de rijke bronnen, die het bestaan der Nederlanders verzekerden, daarbij landbouw en veeteelt. Vooral was de groote visscherij, de haringvangst, vermaard, een ware goudmijn, daar zij aan meer dan 20,000 huisgezinnen het onderhoud verschafte. De haring werd jaarlijks van den 24sten Juni tot den 25sten November op de kusten van Engeland en Schotland gevangen. Er waren jaren, dat er tot 1500 haringbuizen uit de Nederlandsche havens in zee liepen, alleen uit Enkhuizen 140. Geen volk wist den haring zoo goed te bereiden als de Nederlanders, weshalve de Hollandsche haring, als zijnde de beste van smaak en de duurzaamste, op de vreemde markten het meest gewild was. De haring werd (zie blz. 32) òf als pekelharing, òf, gerookt zijnde, als bokking gegeten. Van groot gewicht was mede de walvischvangst, waarmede men in de 17de eeuw een begin maakte en waarvoor de Staten-Generaal in 1614 uitsluitend octrooi of vergunning gaven aan de Noordsche compagnie. Ten behoeve dezer visscherij werden in die eeuw jaarlijks omstreeks 250 schepen uitgerust, die, met het oog op het doel, de koude van Groenland, Spitsbergen, enz. trotseerden.

Vele zijn de oorzaken, die Nederland tot een land van handel en zeevaart bij uitnemendheid hebben gemaakt: de ligging aan de Noordzee; de menigte van bevaarbare rivieren en kanalen; de persoonlijke vrijheid, die, hoe ook beperkt, hier meer dan elders werd geëerbiedigd en velen noopte zich er metterwoon te vestigen. Sedert het einde der 15de eeuw was Antwerpen de hoofdzetel van den handel. Er waren meer dan 1000 vreemde handelshuizen gevestigd. De beurs, elken dag tweemaal gehouden, telde telkens meer dan 5000 bezoekers. Den handel op de Oostzee, in hout en graan, had hoofdzakelijk Amsterdam, toen reeds bij Venetië vergeleken en de korenmarkt van Europa genoemd. Nog is niet gewezen op de vrachtvaart, die zeer aanmerkelijke voordeelen opleverde, en geen gewag gemaakt van de velerlei fabrieken, waarmede de nijvere en dichte bevolking zich bezig hield.

Van wetenschappelijke beschaving kan nog maar weinig sprake zijn. Toch ontbrak het niet aan de beginselen. Reeds had Jakob van Maerlant zijn spiegel Historiael in ’t licht gegeven. Wat de fraaie letteren in engeren zin aangaat, van lieverlede was een Nederlandsche letterkunde ontstaan, waarvan het begin in het laatste vierendeel der 12de en het eerste der 13de eeuw is te zoeken. Vóór dien tijd waren onze voorouders in taal, zeden en gewoonten nog Duitschers. In de 12de eeuw kwam de Nederlandsche taal uit het Nederduitsch voort. Zij heette gedurende de Middeleeuwen het Vlaamsch. Onder de werken, die tezamen uitmaken hetgeen men onze Middeleeuwsche letterkunde noemt, vindt men weinig of geen oorspronkelijke gedichten. Aan Frankrijk ontleend is het vermaarde gedicht Reinaert de vos, dat in zijn Vlaamschen vorm zoozeer de aandacht trok, dat het uit die taal in vele andere werd overgebracht en als voortreffelijker wordt aangemerkt, dan het oorspronkelijke Fransche stuk. Tegen het einde der Middeleeuwen namen, naarmate de opkomst der poorters den invloed der edelen deed afnemen, de tooneeldichten op het gebied der letterkunde de voornaamste plaats in. Het waren de vele Rederijkerskamers, met het Bourgondische huis (zie blz. 30 vlg.) opgekomen, welke aan die gedichten het aanzijn gaven.

Om die bloeiende zeventien landen was nu de band der eenheid geslingerd. Maar het was slechts een persoonlijke band. Ook van Karel V was het het streven, de staatseenheid der zeventien te bevorderen. Te dien einde bedong hij in 1548, bij het verdrag van Augsburg, ten behoeve van het Oostenrijksche huis, dat alle Nederlandsche gewesten geheel onafhankelijk van Duitschland zijn, doch onder de hoede van dit rijk staan zouden, mits zij een zeker aandeel in de rijkslasten droegen. In de wijze, waarop Karel de regeering inrichtte, valt hetzelfde beginsel der eenheid op te merken: één landvoogdes met drie raden, haar toegevoegd. Landvoogdes of gouvernante, zooals men destijds zeide, was sedert 1530 ’s keizers zuster Maria, koningin-weduwe van Hongarije. De drie raden, die hij in 1531 in ’t leven riep, waren de raad van state, de geheime raad en de raad van financiën, van welke de eerste slechts werd geraadpleegd, maar de beide andere uitvoerende macht hadden. Ook stond met Karels hoofdoogmerk in verband het bij herhaling bijeenroepen der Algemeene Staten, dat gedurende zijn regeering meer dan vijftig maal plaats had.

Karel V is een der grootste figuren op het tooneel der wereldgeschiedenis. De kennis van de rol, die hij vervulde, moet dáár worden gezocht. Zijn geschiedenis is, voor een deel, die der Nederlanden gedurende de jaren zijner regeering. Onder de bijzondere gebeurtenissen, alhier in dien tijd voorgevallen, is een der merkwaardigste het dempen van het oproer te Gent, een der machtigste steden van Europa. Karel vorderde van Vlaanderen een bede van 400,000 gl., als derde deel eener som, hem door de Algemeene Staten toegestaan. De overige leden der staten van dit gewest stemden toe; alleen Gent weigerde. Vreeselijk was de wraak, die op het hoofd der Gentenaars neerkwam. Karel trok in 1540 in persoon naar de stad en velde het vonnis.

Doch één grootsche gebeurtenis uit Europa’s geschiedenis is er bovenal, die mede op Nederland in ’t bijzonder betrekking heeft. Toen in Duitschland Luther den stoot aan de hervorming der kerk had gegeven, werd ook in dit land het zaad gestrooid. De kiem kwam op en werd een krachtige boom. De ergernis, die de handel in aflaten alom in Europa verwekte, deelden insgelijks de Nederlanders. Zij waren er niet blind voor, dat het leven, hetwelk de meerderheid der geestelijken leidde, in vele opzichten in lijnrechte tegenspraak was met hun roeping en dat de kennis, welke de meesten hunner van ’t Evangelie hadden, uiterst gering was. Menig Nederlander bevond zich dan ook onder de edele en verlichte mannen, de voorloopers der hervorming, die tegen de heerschende gebreken optraden en ze des te vrijmoediger bestreden, hoe meer hun geest door de op nieuw ontwaakte studie der oudheid aan onderzoek en nadenken was gewoon geworden. Men denke aan Wessel Gansfort, geboren te Groningen; aan Rudolf Agricŏla, aan Gerrit Gerritsz, meer bekend onder den naam Desiderius Erasmus, afkomstig uit Rotterdam, die in 1536 stierf.

Hoe meer de leerstellingen van Luther en van Zwingli in de Nederlanden doordrongen, des te meer aanhangers vonden zij er. Grenzende aan Duitschland, moest Nederland spoedig bekend worden met de nieuwe begrippen, die dáár zoo welig wortel schoten Bovendien bevorderde de handel door de vele vreemdelingen, die hij naar dit land lokte, de kennis van de leer der hervorming. Doch meer dan Luthers of Zwingli’s stelsel verbreidde zich dat van Calvijn over een aanmerkelijk deel van het land. Een groot aantal van de eerste predikers van den hervormden godsdienst, die ons land binnenstroomden, kwam, door de Zuidelijke Nederlanden heen, uit Frankrijk. Het zaad, zoo welig uitgestrooid, viel in een vruchtbaren bodem en schoot wortel.

Bij alle hervormingen treft men veelal een partij aan, die zich aan overdrijving schuldig maakt. Bij de hervorming, die thans plaats greep, waren dit de Wederdoopers. Met die Wederdoopers behooren, gelijk dikwerf is geschied, de Doopsgezinden niet te worden verward. Vaak worden de laatsten ook Mennonieten genoemd, naar Menno Simons, die, tot 1536 Roomsch priester zijnde te Witmaarsum (ten n.w. van Bolsward), een tijdlang een leerling was van een prediker der Wederdoopers in Friesland, Ubbo Philips geheeten. In ’t genoemde jaar ging hij tot een der talrijke en onderlinge zeer uiteenloopende vereenigingen der Doopsgezinden over en verzette zich weldra sterk tegen de buitensporigheden der Wederdoopers.

Maar Karel V is vast besloten, al moet hij in Duitschland veel toegeven en met de omstandigheden te rade gaan, in zijn erflanden ten minste de hervorming uit te roeien. Elf plakkaten vaardigde hij achtereenvolgens tegen haar uit, het eene harder dan het andere. In 1522 werden er inquisiteurs, bij verzachting „geestelijke rechters” geheeten, benoemd. Was de inrichting dier inquisitie, in wreedheid en ergerlijke wijze van rechtspleging, in ’t geheel niet gelijk aan de Spaansche, zij werkte, naar de opvatting der landzaten, veel te krachtig. Dit moet waar zijn, wanneer er—gelijk te boek staat—onder Karels regeering 50,000 menschen om des geloofs wille ter dood zijn gebracht. Intusschen is het zeker, dat, hoevele duizenden het getal offers der onverdraagzaamheid ook moge hebben beloopen, wederom het bloed der martelaars het zaad der kerk werd.

Dit is een schaduwzijde in het anders vrij heldere tafereel van Karels regeering. Het is niet de eenige. Op velerlei wijze werd het handvest „de non evocando” geschonden, doordat men de staten buiten hun gewest riep en, b. v. in gevallen van majesteitsschennis en bij vergrijpen tegen den godsdienst, de beschuldigden voor andere dan voor hun natuurlijke rechters daagde. Verder werden aan vreemdelingen ambten gegeven. Vaak verzetteden zich de staten tegen zulke gewelddadigheden, doch meestal zonder vrucht. Want Karels grondbeginsel was, dat het grootste voorrecht van een volk was, geen voorrechten te bezitten. Ook aan zware beden, die eerder belastingen mochten heeten, ontbrak het niet en, wat het ergste is, bij weigering werd vaak dwang gebezigd. „Hier,” zegt een Venetiaansch gezant, „waren de eigenlijke schatten van den koning van Spanje; hier waren zijn bergwerken, zijn Indië.”

Wil men echter billijk zijn, dan behoort men niet te vergeten, dat de Nederlanden gedurende het bewind van Karel V tot een trap van aanzien stegen, gelijk zij dien nimmer hadden gekend, en dat de vorst den grondslag legde van een geregeld bestuur en van een geordende administratie. Hoe men ook jammerde over het verlies der oude zelfstandigheid, de slotsom was verademing en voorspoed. Daarom, dewijl hij gaarne in het land vertoefde, waar zijn wieg had gestaan, en uit hoofde van zijn minzaamheid was het Nederlandsche volk hem getrouw en aan hem gehecht. Daarom was het leedwezen des volks oprecht gemeend, toen Karel afstand deed van het bewind en het aan zijn zoon Philips opdroeg.

Het voornemen om zijn kronen neer te leggen was sinds lang bij Karel opgekomen. Geheel ontstemd door het mislukken zijner grootsche ontwerpen, teleurgesteld in zijn plannen om in al zijn landen een onbeperkt vorstelijk gezag te vestigen en de eenheid in de Christelijke kerk te herstellen, terneergebogen onder lichamelijke zwakheid en wegens de uitputting zijner schatkist de toekomst met zorg te gemoet ziende, ging hij thans tot de volvoering van het lang gekoesterde voornemen over. De afstand en de overdracht hadden den 25sten October 1555 te Brussel in een luisterrijke vergadering plaats. Ook Maria (zie blz. 45) legde haar waardigheid neder. In ’t volgende jaar ging Karel onder zeil naar Spanje, waar hij in 1558 in het klooster Yuste (in ’t n.o. van Estremadūra) overleed. Karel liet maar één zoon na, Philips II (III in Holland en andere Nederlandsche gewesten), en een paar dochters. Van zijn natuurlijke kinderen zijn één zoon en één dochter zeer vermaard geworden. De dochter was Margareta, de zoon Don Jan van Oostenrijk. Onder de vele edelen zijner hofhouding was er niemand, dien hij meer vertrouwde, dan Willem van Oranje, hoe jong deze prins destijds ook was (zie beneden, blz. 49).

Beknopte geschiedenis van het vaderland

Подняться наверх