Читать книгу Beknopte geschiedenis van het vaderland - J. A. Wijnne - Страница 15
§ 12.
ОглавлениеDe Nederlanden onder ’t bestuur van Philips’ landvoogd Alva.
De komst van Alva was Margareta een doorn in ’t oog. Sedert zij bovendien bespeurde, dat hij, behalve de aanstelling tot kapitein-generaal, nog buitengewone volmacht had, drong zij met zooveel nadruk op haar ontslag aan, dat zij het op ’t einde van 1567 verwierf en onverwijld naar Italië vertrok. Terstond werd Alva in haar plaats algemeen landvoogd. Thans namen de wreedheden een aanvang. De raad van beroerte, door het volk weldra met juist inzicht bloedraad geheeten, werd opgericht. Onder de beroemdste offers van dien raad waren Egmond en Hoorne, wien het niet baatte, dat zij ridders van ’t gulden vlies waren (zie blz. 31). De 5de Juni 1568 was de noodlottige dag hunner terechtstelling of liever van den gerechtelijken moord. Hun namen blijven door de standbeelden, in ’t jaar 1864 te Brussel opgericht, in aller herinnering leven.
Hierbij berustte de raad van beroerte niet. De prins van Oranje en andere uitgeweken edelen werden insgelijks, op zware beschuldigingen, voor hem gedaagd. Zij verschenen niet, en met reden. Maar aan offers was geen gebrek, hoewel het niet is bewezen, dat de Spaansche inquisitie in een plechtig geschrift alle Nederlanders, op zeer weinigen na, als ketters, des doods schuldig heeft verklaard. In 1570 werd Montigny, na in Spanje een paar jaren in den kerker te hebben gezucht, insgelijks op een vonnis van den bloedraad, in ’t geheim geworgd, wat hem nog als een weldaad werd toegerekend. Zijn reisgenoot Bergen was reeds in 1567 òf aan een ziekte, òf aan vergif bezweken. Desniettegenstaande werd zijn nagedachtenis met een vonnis bezoedeld, opdat zijn bezittingen den koning niet ontgingen. Ook andere gewelddadigheden beging Alva. Hij liet in 1568, tegen de voorrechten der hoogeschool te Leuven, den oudsten zoon van prins Willem, Philips Willem, graaf van Buren (zie blz. 38), vandaar oplichten en naar Spanje voeren, waar hij, als gijzelaar voor de trouw des vaders, onder nauw toezicht werd opgevoed.
Treurig was, te midden van al die tooneelen van diepen rouw, de toestand van het land. Doch welhaast daagde er bijstand van buiten op. Veelzins getergd, door den roof van zijn zoon en door de verbeurdverklaring van ’t geen hij bezat, greep Willem eindelijk naar de wapens. Een kortstondig geluk begunstigde de kloeke onderneming. Lodewijk van Nassau zegevierde bij Heiligerlee (ten w. van Winschoten). Aremberg sneuvelde er, maar ook Willems broeder Adolf. Doch nog in ’t zelfde jaar, 1568, versloeg Alva zelf Lodewijk bij Jemmingen (Jemgum, nabij Leer in Oost-Friesland). Zoo was de tachtigjarige oorlog begonnen. Door den uitslag van zijn krijgstocht overmoedig geworden, beraamde Alva het plan, de grafelijke bede door vaste, algemeene belastingen te vervangen. Drie belastingen waren het, welke de landvoogd uitschreef: 1) een heffing voor eens van het honderdste der waarde of 1 p.c. van alle roerende en onroerende eigendommen (de honderdste penning), en dan, bij verkoop, 2) een heffing van tien ten honderd van de roerende (de tiende penning), en 3) van vijf ten honderd (de twintigste penning) van de onroerende goederen. Hij begon met de heffing te Brussel, waar zijn eigen tegenwoordigheid, gelijk hij meende, den tegenstand zou breken. De overheid gaf toe; maar de gilden, bovenal de slagers en de brouwers, tartten den toorn van den landvoogd en sloten hun winkels. Juist toen Alva het tot een punt van overweging zou hebben moeten maken, wat hem bij dat algemeen verzet stond te doen, weerklonk de mare van de verrassing van Brielle.
Duurzame gevolgen had de aanslag, op den 1sten April 1572 tegen deze veste ondernomen. Hij was het werk van de Watergeuzen, vrijbuiters, die onder de driekleurige vlag—rood of oranje, wit en blauw—, de vlag van Willem van Oranje, voeren. Tot dusver waren zij op hun tochten vaak de Engelsche havens binnengeloopen, om zich van levensmiddelen te voorzien; doch eensklaps verbood koningin Elizabeth, beducht voor een oorlog met Spanje, haar onderdanen, den Watergeuzen verder te verstrekken, wat zij behoefden. Zoo werd hun vloot, staande onder ’t bevel van Lumey, graaf van der Marck, als admiraal, gedwongen zee te kiezen. Nu besloten zij deze of gene stad van Noord-Holland te vermeesteren. Maar tegenwind belette dit en dreef hen voor den mond van de Maas. Daarom eischten zij Brielle (op Voorne) in naam van den prins op. Eer de regeering een bepaald antwoord had gegeven, veroverden de Watergeuzen de stad zonder moeite. Zij werd voor den prins in bezit gehouden. De inneming of verrassing van Brielle werd de grondslag van de vestiging van de onafhankelijkheid der Vereenigde Nederlanden.
Vruchteloos beproefde Boussu, zelfs nog eer Alva hem het bevel hiertoe kon geven, tegen Brielle opgerukt, de stad te heroveren. Integendeel, de afval plantte zich voort. Vijf dagen na den 1sten April stond Vlissingen uit eigen beweging tegen de Spaansche benden op en sloot de versterking, die Alva in allerijl had afgezonden, buiten haar wallen. Ook Veere werd voor de vrijheid gewonnen. Enkhuizen, Dordrecht en andere steden van Noord- en Zuid-Holland volgden. Hierop namen ook vele steden van Gelderland, Utrecht, Overijsel en Friesland bezettingen van den prins in. In al die steden werd de regeering veranderd en de nieuwe overheid verplicht, trouw te zweren aan den koning van Spanje en aan den prins van Oranje. De strijd toch werd niet gevoerd tegen den koning, maar tegen Alva en de dienaren van Philips. Nog in den zomer van ’t zelfde jaar, den 19den Juli en volgende dagen, hielden een groot aantal leden der staten van Holland een vergadering te Dordrecht, de eerste, die in Holland met terzijdestelling van Alva’s gezag werd gehouden. Hier werd besloten, prins Willem te erkennen als generaal-gouverneur en luitenant des konings, d. i. als plaatsvervanger van Alva, en als stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht.
Slechts ten deele gelukte het aan Alva, het Noorden te herwinnen. Zutfen, Naarden en Haarlem, de beide eersten in 1572, Haarlem in 1573, moesten achtereenvolgens haar poorten openen voor de Spanjaarden, door Alva’s zoon Frederik aangevoerd. Vreeselijk werden al die plaatsen geteisterd. Van de steden, te dier tijde door Alva’s zoon aangevallen, hield alleen Alkmaar zich staande. Na Alkmaar was Leiden aan de beurt. Het bevel tot de insluiting dezer stad gaf Alva nog: de uitkomst zag eerst zijn opvolger. Reeds sinds lang had hij bij den koning op zijn ontslag aangedrongen. In ’t laatst van 1573 werd de wensch van den dwingeland voor goed vervuld. Hij ging met schulden overladen en den vloek medenemende van al wat Nederlander was. Bij zijn vertrek moet hij zich hebben beroemd, 18,600 ingezetenen dezer landen door de hand des scherprechters te hebben laten ter dood brengen.