Читать книгу Beknopte geschiedenis van het vaderland - J. A. Wijnne - Страница 3

§ 1.

Оглавление

Inhoudsopgave

Nederland in de laatste eeuwen vóór Christus’ geboorte en onder de heerschappij der Romeinen.

Het land, welks geschiedenis de volgende bladzijden zullen behelzen, heet Nederland. Het ligt aan den mond van den Rijn, den IJsel, de Maas en de Schelde. Behalve dat het de wateren dier stroomen op zijn bodem ontvangt, krijgt het nog die van tal van kleinere rivieren, welke op dien grond ontstaan. In ’t Noorden en Westen beukt, sedert eeuwen, de Oceaan de kusten van dit land en knabbelt er niet alleen stukken af, maar baande zich ook vaak een weg over grasveld en beemde. Eveneens hadden de rivieren eertijds nog geen dijken en stortten dikwijls met onbeteugeld geweld haar wateren over het land heen. Dit land zelf bestond grootendeels uit bosschen, heiden en moerassen.

Terecht mag zulk een land Nederland heeten. Voor een groot deel is de bodem er zeer laag, en aanzienlijke watermassa’s stroomen over zijn grond heen in zee. Maar werden hier of daar aanmerkelijke stukken lands weggespoeld, elders voerden de rivieren of de zee vruchtbaar slib aan, waardoor het mogelijk werd polders in te dijken of droog te maken. Geen wonder, dat de gedaante van dit land thans een geheel andere is dan vóór eeuwen. Onder de groote waterplassen, die voorheen in ons vaderland niet bestonden, zijn de Zuiderzee, de Dollard en de Biesbosch de voornaamste. De oorsprong der Zuiderzee—waarschijnlijk zoo genoemd, omdat zij ten Zuiden van Friesland ligt,—dagteekent van het jaar 839, toen een geweldige watervloed over de twee duizend huizen moet hebben weggespoeld. Latere overstroomingen maakten de plas steeds wijder. De Dollard (d. i. dol of onstuimig water) ontstond in 1277. De derde golf, de Biesbosch, had haar ontstaan te danken aan den St. Elizabethsvloed van den 18den November 1421. In dit water groeiden steeds een menigte biezen, die er het voorkomen aan gaven van een „bosch vol biezen”: vanhier de naam.

In weerwil van dit alles is het niet vrij van overdrijving, Nederland een land te noemen, aan de golven ontwoekerd, tenzij men niet zoozeer het oog hebbe op het droog gemaakte, als tevens op het droog gehouden land. Door verzuim en tweedracht ging veel grond verloren. Aan die oorzaken van landverlies begon eerst een einde te komen, toen, na het uitroeien der wouden, de akkerbouw vrij algemeen aanving en men, om ook wintergraan te kunnen verbouwen, meer op de dringende behoefte aan dijken en zeeweringen begon te letten, hetgeen volgens sommigen niet vóór de 13de, maar, zooals anderen willen, lang vóór de 10de eeuw plaats greep.

Er is een tijd geweest, waarin de volken ’t bearbeiden van metalen niet kenden. Dien tijd, ouder dan de geschreven geschiedenis, noemt men ’t steenen tijdperk. De weinige hunnebedden, d. i. graven of bedden van reuzen, in ons land overig, zijn uit dat tijdperk, en de getuigenissen van de oudste bewoning door geen schrijver geboekt. Men meent, dat de stammen, welke later, lang na het steenen tijdperk, maar toch in vroege eeuwen, het tegenwoordige Nederland en België bewoonden, deze landen zullen hebben verlaten, toen een groote overstrooming, de Cimbrische vloed, eenigen tijd vóór den inval der Cimbren en Teutonen in Italië, vele verwoestingen in het Noordwestelijk gedeelte van Europa, alzoo mede in deze streken, teweeg bracht. Het kan zijn. Wil men echter alleen op historische getuigenissen afgaan, dan waren de Friezen, de Bataven, de Kaninefaten, de Tubanten, de Brukteren de voornaamste van de vele volksstammen, die Nederland en België het eerst hebben bewoond. Waarom „Nederland en België?” Omdat de geschiedenis dier beide landen in de eerste vijftien eeuwen onzer jaartelling zoovele punten van aanraking heeft, dat men, sprekende over de historie van slechts één dezer landen, het andere er dikwijls niet van kan afscheiden. Daarom zij hier aangemerkt, wat vooreerst mede voor ’t vervolg geldt, dat met de uitdrukking „Nederland” of „deze landen” vaak zoowel Nederland als België wordt bedoeld.

Al die stammen, zoo even genoemd, behooren tot de volkerengroep der Germanen. Wanneer en waarom zij naar ons vaderland afzakten, dit zijn vragen, die niet nauwkeurig kunnen worden beantwoord. Waarschijnlijk waren de Friezen, ongetwijfeld het hoofdvolk, ook de oudste bewoners. De grenzen, binnen welke zij zich ophielden, waren in ’t o. de Eems, in ’t z. die arm van den Rijn, welke zich bij Katwijk in zee stortte. De woonplaats der Bataven was het eiland der Bataven, tusschen den Rijn en de Waal gelegen, d. i. een deel van het tegenwoordige Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland. Tevens werd dit eiland, vermoedelijk het westelijk gedeelte, door de Kaninefaten bewoond. De Tubanten zullen zich, naar men wil, in Twente, dat aan hen zijn naam ontleent; de Brukteren, voorzoover ons vaderland betreft, ten o. van hen en ten z. van de Friezen hebben opgehouden. Over de zeden en gewoonten dezer volkeren in ’t bijzonder valt natuurlijk niets anders mede te deelen, dan wat allen Germanen gemeen is.

Al de genoemde en andere volkeren, die met hen deze landen bewoonden, geraakten in de eerste eeuw v. C. onder de heerschappij der Romeinen. Die van België werden grootendeels met geweld onderworpen, die van Nederland sloten veelal verdragen en namen alzoo, door de omstandigheden gedwongen, vrijwillig het juk op hun schouders. Van de onderwerping der Friezen heeft de stiefzoon van keizer Augustus, Drusus (zie Overzicht der Algemeene Geschiedenis, 9de druk, blz. 43), de verdienste. Dat intusschen de oude bewoners van Nederland, als bondgenooten, aan de Romeinen ondergeschikt waren, blijkt hieruit, dat zij manschappen aan de legers van dit volk en zelfs aan de lijfwacht hunner keizers leverden. Dit was dan ook de eenige voorwaarde, waardoor de onafhankelijkheid der Bataven werd beperkt, tenzij de Friezen ossenhuiden moesten opbrengen.

Twee opstanden tegen de Romeinen zijn de eenige merkwaardige gebeurtenissen uit de vroegste eeuwen van Nederlands geschiedenis, die bij de Romeinsche schrijvers staan opgeteekend. De eerste is die der Friezen, in 47 n. C. door den Romeinschen veldheer Corbŭlo beteugeld. Eenigen tijd daarna, in 69 n. C., stonden de Bataven op. De titel „broeders en vrienden van het Romeinsche volk”, hun door de machtige bondgenooten geschonken, beschutte hen niet tegen onderdrukking. Niet alleen jongelingen, maar ook ouden van dagen werden voor den krijgsdienst opgeschreven, om hen te noodzaken, zich los te koopen en op die wijze de hebzucht der Romeinsche bevelhebbers of landvoogden te voldoen. Aan ’t hoofd der Bataven, die het juk afwierpen, stelde zich iemand, wiens eigenlijke naam is verloren gegaan en die in de taal der Romeinen Claudius Civīlis heet. Met hen verbonden zich de Friezen, de Kaninefaten en andere stammen.

Zoolang de strijd tusschen Vitellius en Vespasianus, die beide naar de Romeinsche keizerskroon dongen, niet was beslist, behaalde Claudius Civīlis meer dan één zege. Maar toen in 70 n. C. Vespasianus’ veldheer Cereālis kwam opdagen, moest hij het verbond met Rome hernieuwen. Naar ’t schijnt, was de toestand der opgestane volkeren, na den strijd, even dragelijk, als hij voorheen jaren was geweest.

Men kan niet ontkennen, dat het verblijf der Romeinsche legers hier te lande sporen achtergelaten, of, met andere woorden, dat de onderwerping aan Rome gunstige gevolgen voor de bevolking dezer streken heeft gehad. Gedurende dien tijd werden hier en daar wegen aangelegd, ook een enkele dijk; elders vaarten gegraven. Zoo liet Drusus, om een waterweg naar de Noordzee te openen en de Bataven tegen overstroomingen van den Rijn te vrijwaren, de naar hem genoemde gracht graven, waardoor de Rijn nabij Doesburg met den IJsel werd vereenigd. Grootendeels uit legerplaatsen, door de Romeinen opgericht, verrezen allengs steden, als Nijmegen, Utrecht, Leiden en andere. Welken rechtstreekschen invloed echter de Romeinen op de beschaving der landzaten zelven hebben geoefend, is moeielijk te zeggen. Het best laat hij zich voorzeker nog afleiden uit de taal, d. i. uit de Nederlandsche woorden, aan het Latijn ontleend, b. v. schrijven, letter, enz.

Beknopte geschiedenis van het vaderland

Подняться наверх