Читать книгу Keur van Nederlandsche Synoniemen - Teunis Pluim - Страница 26

23. Danken—wijten.

Оглавление

Inhoudsopgave

Iemand of iets als de oorzaak van een of ander beschouwen.

Danken heeft betrekking op iets goeds of aangenaams, wijten daarentegen heeft een ongunstige beteekenis. Ik heb u mijn bevordering te danken. Zijn armoede heeft hij zich zelf te wijten.

(Opmerkelijk is het, dat men dikwijls beide woorden verkeerd gebruikt ziet; men spreekt dan bijv. van iemands vijandschap aan laster te danken hebben, of wel van: zijn beschermer veel goeds te wijten hebben. Mogelijk geeft de uitdrukking: iemand iets dank weten, aanleiding tot deze vergissing.)

Vele huisgezinnen hebben hun ondergang aan den drank te —.

Uw slechte cijfers op het examen hebt gij aan uw ongeregelde studie te —.

Zijn schitterend examen heeft hij grootendeels aan zijn ijver te —.

De nederlaag onzer troepen was aan de weifeling van den bevelhebber te —.

De overwinningen van Maurits waren grootendeels te — aan zijn uitnemende veldheerstalenten.

Keur van Nederlandsche Synoniemen

Подняться наверх