Читать книгу Keur van Nederlandsche Synoniemen - Teunis Pluim - Страница 34
31. Ongerust—rusteloos—onrustig.
ОглавлениеGeen rust hebbende.
Rusteloos duidt aan, dat de werking zonder rust, zonder ophouden voortduurt. Rusteloos arbeidde hij aan zijn grootsche taak voort.
Onrustig wijst aan, dat er geen rust, d.i. geen kalmte of bedaardheid aanwezig is: Een onrustige slaap. Met onrustige blikken zag de schuldige om zich, als vreesde hij elk oogenblik gegrepen te worden. Het woord komt dus vrijwel overeen met gejaagd.
Ongerust wijst aan, dat de rust (het kalme gevoel van veiligheid of zekerheid) afwezig is; het beteekent dus: bang, angstig, bezorgd. Ik maak mij over zijn lang uitblijven zeer ongerust.
Zijn — geweten joeg den moordenaar — voort van de eene plaats naar de andere.
De — ademhaling van het zieke kind maakt de moeder zeer —.
Hoewel de vluchteling wist, dat hij zijn vervolgers ver achter zich had gelaten, keek hij toch nog langen tijd — om zich heen.
Onvermoeide vlijt en een — arbeid komen vele hinderpalen te boven.
Daar wij in geen weken iets van onzen broeder hadden gehoord, werden wij zeer —.