Читать книгу Keur van Nederlandsche Synoniemen - Teunis Pluim - Страница 28
25. Aanwezig—tegenwoordig.
ОглавлениеZich binnen een bepaalde ruimte bevindende.
Aanwezig zegt dit zonder eenig bijbegrip; tegenwoordig onderstelt, dat men invloed op de plaatshebbende handeling kan uitoefenen. Hoewel ik in de zaal aanwezig was, zat ik zoo in gedachten verzonken, dat ik van het gesprokene niets kan na vertellen. Bij de behandeling van een wetsvoorstel is de daarbij betrokken minister tegenwoordig.
Bij den hevigen brand was ik wel in de stad —, maar ik ben bij het onheil niet — geweest.
Hoeveel leerlingen zijn er in uw klas —?
Bij de proefles, die de sollicitanten gaven, waren ook de Raadsleden —.
Toen de Tweede Kamer deze gewichtige voorstellen behandelde, waren bijna alle leden —; ook was er veel publiek op de tribune —.
Gij moest ook op ons feestje — zijn, wij zouden het zeer op prijs stellen.
Er is nog een groote voorraad van dit papier —.