Читать книгу Eline Vere: Een Haagsche roman - Louis Couperus - Страница 49

III.

Оглавление

Inhoudsopgave

—U kan dus goed tegen al die drukte? vroeg de oude mevrouw Van Raat aan mevrouw Van Erlevoort, en zij keek haar glimlachend, maar bijna verwonderd aan met haar doffen, treurigen blik.

Er heerschte een plotselinge kalmte na den uittocht der kinderen. Men verliet de eetkamer, waar hun speelgoed nog slingerde; het vertrek werd gesloten en men dwaalde rond in de twee salons, terwijl mevrouw Van Erlevoort thee schonk en Willem ronddiende. Otto was teruggekomen.

—Of ik er tegen kan, mevrouw? Ik voel mij er in herleven, ik voel mij er opnieuw jong in worden. Ik heb behoefte aan jeugd om mij heen. Ik heb geen treuriger leven gekend, dan toen mijn dochters en mijn zoon Théodore getrouwd waren, en toch had ik nog drie kinderen behouden en Freddy en Etienne zijn uitgelaten als kinderen…. Maar ik moet van dat kleine goed om mij zien dwarrelen; er is niets wat een mensch jonger doet blijven dan hun vroolijk rumoer…. Mag ik u nog eens inschenken?

Mevrouw van Raat reikte haar kopje over en zij benijdde mevrouw Van Erlevoort dien levenslust met zóo grijze haren. Zij vergeleek haar met zichzelve, en haar eigen melancholieke eenzaamheid, die zij dubbel gevoelde, nadat het leven haar zoo bedorven en geliefkoosd had, doemde in wreed contrast op naast den, door jeugd omringden ouderdom, van die gelukkige grootmama, met haar gezond gestel, dat geen nevroze scheen te kennen.

—En o, u weet niet, hoe het mij spijt, dat ik het zestal van Théodore zoo zelden zie, maar de jongen dweept met het buitenleven en wil er niets van weten, wanneer ik hem poog over te halen in Den Haag te komen wonen.

—Uw dochter in Engeland houdt zich bij haar éene kindje, niet waar? vroeg mevrouw Verstraeten. En mevrouw van Stralenburg?

Mevrouw Van Erlevoort boog zich een weinig tot mevrouw Verstraeten en fluisterde haar iets geheimzinnigs in, terwijl zij tegen den heer Verstraeten, die haar vragend en glimlachend toeknikte, schalks knipoogde.

Daarop vertelde mevrouw Van Erlevoort, hoe de Van Rijsseltjes gisterenavond hunne schoentjes hadden uitgezet, toen Henk en Jan Verstraeten binnenkwamen, glimlachend, en Henk met een rood gezicht.

Mathilde kwam eveneens terug en men zeide haar tal van aardigheden over de kinderen. Maar er werd hard aan de huisbel gerukt, zóó, dat het zelfs, trots de vele vroolijke gesprekken, de opmerkzaamheid gaande maakte.

Ieder zag naar de deur, die openging. Willem, Truitje en Rika torsten te zamen een groote kist binnen, naar mevrouw Van Erlevoort toe.

—O! riep Frédérique; dat is de kist uit Londen!

Mevrouw Van Erlevoort verhaalde aan mevrouw Van Raat, dat haar schoonzoon Howard hun ieder jaar op St. Nicolaas eene groote kist stuurde, die steeds voor ieder iets bevatte. Willem maakte met een beitel en nijptang de schroeven en nagels los, geholpen door Etienne. Een ieder zag vol verwachting toe. En de stortvloed van geschenken en surprises begon.

Eline Vere: Een Haagsche roman

Подняться наверх