Читать книгу Eline Vere: Een Haagsche roman - Louis Couperus - Страница 50

IV.

Оглавление

Inhoudsopgave

Eline had reeds van hare cadeaux eene kleine étalage gemaakt, en zij beweerde, dat men haar verschrikkelijk bedorven had en straalde van blijdschap in haar sympathieken glimlach. Glimlachend ook nam zij nu een pakket uit Martha’s hand aan; langzaam brak zij het touw, voorzichtig ziende of een cachet of een onbewaakte letter haar niet op het spoor van den gever zou brengen. Maar niets verried haar dit; het adres gaf eenvoudig te lezen: Mlle E. Vere. Het was een waaier-étui van grijs leer; zij opende het, reeds met verwondering bedenkend van wien dit kon wezen. In den étui, op het gecapitoneerde grijze fluweel, lag een waaier van zeer fijn gesneden parelmoêr: zij nam dien op en ontplooide hem langzaam. Bewonderend zag zij er op neêr.

—Bucchi! murmelde zij, den naam des schilders lezende onder aan den waaier, Bucchi!

De waaier was inderdaad geschilderd door den Italiaanschen kunstenaar, een fantazie van rozen en elven op ivoorwit satijn.

—Van wien kan dat zijn? sprak zij. Hoe prachtig!

Ieder stond op, ieder verdrong zich om Eline, die voorzichtig den waaier hield opengeplooid en men bewonderde het kostbare voorwerp. Eline was zeer verbaasd. Van mevrouw Van Raat had zij een odeurstelletje, dat wist zij zeker; van Henk en Betsy….

—Betsy, lieveling, moet ik jou hiervoor bedanken? vroeg zij oprijzend.

Betsy schudde haar hoofd.

—Parole d’honneur, mij niet, Eline!

Ja, zij had immers een armband van Betsy en Henk, maar van wien dan dezen waaier?

—Zou het misschien van…. Vincent zijn? vroeg zij weder.

—Van Vincent? Ach wel neen, hoe kom je daar nu op? Welk jongmensch geeft zoo een cadeau. Laat eens zien.

Eline reikte haar den waaier over.

—Het is magnifique, zeide Betsy; magnifique!

Eline schudde, zich bedenkend, langzaam het hoofd, geheel en al het spoor bijster.

De waaier ging intusschen voorzichtig van hand tot hand, en Eline bespiedde onderwijl ieders gelaat, maar op niemands trekken las zij ook maar de minste verklaring. Toch richtte Frédérique eensklaps haar hoofd met iets verwonderds op. Zij verdreef echter aanstonds die uitdrukking van haar gelaat en schijnbaar onverschillig naderde zij de plaats, waar Eline gezeten was.

—Mag ik den étui eens even zien? vroeg zij.

Eline reikte haar den étui en Frédérique bezag en betastte het grijze leêr en het grijze fluweel.

—Kan je ook soms in de verste verte vermoeden, van wien ik dat kan gekregen hebben? vroeg Eline en bewoog hare armen met een gemaakte wanhoop.

Frédérique haalde haar schouders op en zette den étui neêr.

—Neen…. ik weet het heusch niet! sprak zij, een weinig koel en zij zag Eline nieuwsgierig in haar lichtbruine oogen. Iets onverklaarbaar antipathieks scheen haar uit dien gazellenblik toe te lichten, straalde haar ook uit die affectatie, die wanhoop over den onbekenden gever tegen. Zij keek niet meer naar den algemeen bewonderden waaier, en was het verdere gedeelte van den avond stiller dan zij ooit placht te zijn.

Eline Vere: Een Haagsche roman

Подняться наверх