Читать книгу Eline Vere: Een Haagsche roman - Louis Couperus - Страница 55

II.

Оглавление

Inhoudsopgave

Daar hoorde hij vlugge stappen de trap opdraven, en een vroolijke stem wisselde eenige woorden met de juffrouw uit den galanteriewinkel beneden. Hij wachtte eenige kennissen dien avond.

De deur werd geopend….

—Bliksems wat donker! Het lijkt hier wel de hel met dat vuur…. Waar zit je, Vere? riep Paul Van Raat, bij de deur stilstaande.

Vincent rees op en kwam hem te gemoet en vatte Paul bij de schouders.

—Hier, old chap, schrik niet…. Wacht, ik zal de lamp opsteken.

Hij zocht lucifers, stak twee ouderwetsche lampen aan, die op den schoorsteen stonden, en knipte met de oogleden, door het schijnsel verblind. Het dantesque waas, dat over de kamer hing, was aanstonds door het gele petroleumlicht weggewischt, en de eenige gezelligheid bleef nog de goed brandende kachel, terwijl het antieke buffet met de zilveren kan en enkele Oostersche voorwepen verdwaald schenen tusschen het oude ameublement van rood Utrechtsch trijp, versleten tot den draad, en het antieke porselein tusschen de leelijke, goedkoope gravures en chromolithografieën aan den muur in een aristocratische misplaatstheid scheen opgehangen.

Het was de eerste maal, dat Paul Vincents verblijf binnentrad en hij bezag de kan en de borden en bewonderde ze.

—Ja, ze zijn nogal mooi in hun soort; de kan lekt, maar het drijfwerk is heel fijn, zie eens. Ik ben vandaag naar een ouden jood gegaan, een antiquaire, om die dingen van de hand te doen. Het is au fond ballast. Hij zou morgen komen. Of misschien heb jij er lust in? Zij zijn à prendre!

—Neen, mijn kamer, of mijn atelier, zooals je wilt, is al zóo vol.

—Nu, een paar borden meer of minder….

—Neen, merci.

—Ja, ik doe ze ook liever aan den jood weg. Als ik kan, zie ik hem dan nog in den nek, weet je, en daarvoor zou ik met jou natuurlijk te eerlijk zijn.

—Zeer verplicht. En als hij fijner is dan jij?

—Ach, dan ziet hij mij in den nek. Dat is altijd zoo in de wereld, nietwaar? Je hebt zeker al thee gedronken?

—Ja …. neen, dank je, laat maar …. maar zeg, hoe lang blijf je nu hier in Den Haag?

Ze hadden zich neêrgezet en Vincent trok zijn schouders en zijn wenkbrauwen op. Dat wist hij werkelijk niet; hij had nog geen inlichtingen ingewonnen omtrent de betrekking bij de kina-onderneming op Java, maar hij had gehoord, dat men er liefst een chemist voor wilde hebben, en dat was hij niet. Hij zou er dus denkelijk van afzien, en daarbij geloofde hij, dat hij het Indische klimaat niet zou kunnen verdragen. Intusschen, blijven in Den Haag, en er iets zoeken, daar was geen kwestie van. Den Haag begon nu al te vervelen; het was er kleinsteedsch: iedereen kende elkander, ten minste van aanzien, en men ontmoette er overal de zelfde menschen, criant vervelend! Hij wist nog niet, wat hij zou doen, maar hij wachtte eerst brieven en geld uit Brussel. En hij eindigde met Paul te vragen of deze hem, voor een paar dagen, honderd gulden kon leenen. Paul geloofde wel, dat hij zou kunnen, maar hij wist het niet zeker.

—Je zou me waarlijk er meê een dienst doen. Hoor ik het dan van je, morgen bijvoorbeeld? Of vindt je me indiscreet?

—O, volstrekt niet, in het geheel niet. Ja, goed, ik zal zien, morgen.

—Nu, ik dank je bij voorbaat. Je weet, de beide Erlevoorten en De Woude komen van avond ook. Ik had gevraagd, of ze een glas wijn kwamen drinken, sprak Vincent op een anderen toon.

—Ja, ik sprak ze vanmiddag op de Witte, antwoordde Paul.

Vincent leunde achterover tegen de oude, roode bank en het licht van de lampen wierp een vale tint op zijn geelbleeke gelaatskleur. Een zeer vermoeide trek grifte zich om zijn lippen. Het trof Paul, hoe Vincent geleek op een portret van zijn oom Vere, Eline’s vader, terwijl hij, in zijn liggende houding, zijn arm met een gebaar, dat Paul bij Eline zelve vaak had opgemerkt, onder het hoofd boog.

Eline Vere: Een Haagsche roman

Подняться наверх