Читать книгу Uit Oost en West: verklaring van eenige uitheemsche woorden - Pieter Johannes Veth - Страница 12

Kras.

Оглавление

Inhoudsopgave

De vrij talrijke woorden die in onze taal uit het Maleisch stammen, zijn deels namen van voorwerpen van natuurlijke historie, die in de Maleische landen te huis behooren, of handelswaren die vandaar worden uitgevoerd, deels woorden die betrekking hebben op het leven der Maleische bevolkingen, b. v. hunne woningen, kleeding, gebruiken en instellingen, vooral ook hunne scheepvaart; maar niet weinige ook zijn uitdrukkingen uit het dagelijksch leven, die, door matrozen of militairen overgebracht, zijn ingedrongen in de volkstaal en doorgaans in het geheel niet, of slechts in komische en satirieke geschriften, ingang hebben gekregen tot de schrijftaal. Deze laatste worden dikwijls miskend. Daar onze Germanisten zich niet veel met het Maleisch en verwante talen inlaten, denken zij er zelden aan daarin den oorsprong te zoeken van volksuitdrukkingen, waarvoor zij met veel moeite eene verklaring uit den Germaanschen taalschat trachten op te sporen, terwijl eene verklaring uit het Maleisch voor de hand ligt.

Een der meest gebruikelijke van die woorden is kras in de beteekenis van sterk, flink, krachtig. Is men geheel vreemdeling in het Maleisch, dan is men natuurlijk geneigd daarbij aan het Latijnsche crassus, dik, stevig, te denken, of met Franck, „Etymologisch Woordenboek der Ned. taal”, aan het Fransche crasse, een slechts in dezen vrouwelijken vorm gebruikelijk adjectief, dat geheel aan crassus beantwoordt. Het Maleische kras (eig. kĕras, in welk woord evenwel, gelijk in honderden andere, de toonlooze ĕ-klank tusschen de zich gemakkelijk vereenigende consonanten k en r in de uitspraak doorgaans verloren gaat), komt echter in beteekenis en gebruik veel meer met het Nederlandsche kras overeen, zoozeer zelfs, dat het volstrekt overbodige moeite schijnt naar een anderen oorsprong te zoeken. Men zie slechts het Maleisch Woordenb. van Pijnappel, waar de beteekenissen dus worden opgegeven: „hard, stijf, onbuigzaam; stevig, vast; sterk, ook zooals wij kras gebruiken, b.v. tjoekei di bĕnoewa Tjina itoe terlaloe kras”, d. i. de tollen zijn in het Chineesche rijk heel kras. Uitdrukkingen als een krasse kerel, een kras wijf, of „dat is wat kras, Keesje”, zooals Hildebrand in de „Camera obscura” tot het diaconiehuismannetje zegt, komen geheel met het Maleisch gebruik van kras overeen.

Daarbij bedenke men dat kras in dezen zin in geen andere Germaansche taal voorkomt, dat het geen oud woord schijnt te zijn (het ontbreekt o. a. bij Kiliaan), en dat het, in overeenstemming met hetgeen boven over woorden van Maleischen oorsprong werd opgemerkt, in deftigen stijl niet gebruikelijk is. Het Javaansch heeft hetzelfde woord en in dezelfde beteekenis.

Uit Oost en West: verklaring van eenige uitheemsche woorden

Подняться наверх