Читать книгу Uit Oost en West: verklaring van eenige uitheemsche woorden - Pieter Johannes Veth - Страница 4
Negerij of Negorij.
ОглавлениеOmtrent dit woord heerschen zonderlinge dwalingen, die onmiddellijk worden ingezien, als men den waren oorsprong heeft erkend. Op den klank af brengt men het doorgaans in verband met neger (van niger, zwart), zooals wij de zwarte Afrikanen noemen. Zoo lezen wij bij Weiland in het art. neger: „van hier negerij, een aantal hutten, als een dorp bij elkander gezet, waarin negers wonen, b. v.: die landwaarts in hunne negerijen of dorpen hebben. Bogaert.” Hier is echter de beteekenis dorp niet geheel miskend; maar veel erger maakt het van Dale, „Nieuw Ned. Woordenboek”, die eerst, op negerij, dit gelijk stelt met negerhuis, maar tegelijk naar den tweeden vorm negorij verwijst, waarvan hij zegt: „Negorij, negerij (oudtijds), plaats, waar negers verkocht worden.” In deze weinige woorden zijn drie kapitale fouten bevat: want kennelijk wordt het woord met neger in verband gebracht, de beteekenis is geheel verkeerd opgegeven, en het wordt zeer ten onrechte als verouderd vermeld. Het woord is nooit menigvuldiger gebruikt geworden dan in de laatste jaren, nu zooveel over onze Oostindische bezittingen geschreven wordt. Doch die soort van boeken schijnen onze taal- en letterkundigen zelden in te zien. In het Nederlandsch-Fransch Woordenboek van prof. Heremans, doorgaans met zooveel zorg bewerkt, lees ik ook al: „Negorij, village habité par des nègres”, en in het Nederlandsch-Hoogduitsch Woordenboek van dr. Sicherer vind ik zelfs aan negorij twee beteekenissen toegekend: 1o. Negerdorp, negerkraal, 2o. Negermarkt, plaats waar negers als slaven verkocht worden. Klaarblijkelijk heeft hij de verklaringen van Weiland en van Dale gecombineerd.
Voor hen, die met de talen onzer Oostindische bezittingen in het geheel niet bekend zijn, moet men erkennen dat de uiteenloopende vormen, waarin dit woord voorkomt, en het verloop zijner beteekenis iets verwarrends en misleidends hebben. Zoo schrijft b. v. de heer Verkerk Pistorius in zijne „Studiën over de inlandsche huishouding in de Padangsche bovenlanden”, bestendig negari, waarin men niet zoo dadelijk hetzelfde woord herkent. Ook moet men, om het gebruik van het woord goed te begrijpen, met de filiatie der beteekenissen goed bekend zijn. Ik zal daarover zoo kort mogelijk het noodzakelijkste zeggen.
Het woord is eigenlijk het Sanskrietsche nagara of, in vrouwelijken vorm, negari. Van deze beide vormen is de eerste in laag-, de tweede in hoog-Javaansch gebruikelijk. Ook de Maleische vormen verschillen hiervan niet veel; in het laag-Maleisch spreekt men doorgaans negeri of negri uit.
Aan dit laatste is de Nederlandsche vorm negerij of beter negerie ontleend. Hoe men aan negorij is gekomen kan ik niet zeggen; misschien vond men het welluidender.
De beteekenis van het woord is eigenlijk: de plaats waar een vorst zich met zijn volk gevestigd heeft. Soms wordt er het geheele vorstendom, land of rijk, soms alleen het binnenste hoofddistrict door den vorst in persoon bestuurd, soms ook alleen zijn hoofdstad of residentie door bedoeld; maar ook de zetel der vazallen of regenten kan zoo genoemd worden. Deze beteekenissen vindt men in het Javaansch. In het Maleisch is de beteekenis nog verder verloopen en duidt het woord, althans in den vorm negri, iedere stad of aanzienlijk dorp, iedere verzameling van één gemeente vormende kampongs of buurten aan.
In het Nederlandsch schijnt mij de vorm negerie de verkieslijkste, omdat die het meest overeenkomt met den gewonen Maleischen vorm, waaraan wij het woord ontleend hebben. Negerie heeft overigens, ofschoon verreweg het meest gebruikt waar wij van onze Oostindische bezittingen spreken, bij ons de meer algemeene beteekenis gekregen van een stad of dorp bij onbeschaafde of half-beschaafde volken, zooals uit het door Weiland aangehaalde voorbeeld blijkt.