Читать книгу Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken - Eekhoff Wopke - Страница 11

EERSTE TIJDVAK
4. Der Friezen verbond met- en opstand tegen de Romeinen. (11 jaren voor- en 28 na Christus.)

Оглавление

Het was den Romeinen niet genoeg, reeds vele volken van het oosten overwonnen- en ook Gallië (Frankrijk), België, de Batavieren en andere Germaansche stammen aan zich onderworpen te hebben. Met onbegrensde zucht tot uitbreiding van hun gebied, wilden zij, na den Rijnstroom als eene versterkingslinie met legerplaatsen bezet te hebben, ook de rustige volken van het noordelijk Germanië ten onder brengen. Het was hun veldheer drusus, die (11 jaren voor den aanvang onzer tijdrekening) met dat oogmerk den Rijn afzakte, en, met zijne schepen langs het land der Friezen trekkende, dit volk voor het eerst leerde kennen. Hij onderwierp het in zoo verre aan het Romeinsche gezag, dat hij een verbond van vriendschap met hen sloot, waarbij zij beloofden, jaarlijks een zeker getal ossenhuiden aan de Romeinen op te brengen.

Getrouw voldeden de Friezen aan deze belofte, en bleven daardoor in goede verstandhouding met de Romeinen, die, om de zee te vermijden, verscheidene kanalen in dit land groeven ter verbinding van de rivieren, waarover hunne vlooten daarna vele malen door Friesland stevenden. Maar, toen in het jaar 28 van onze jaartelling een wreede landvoogd, olennius, met de invordering van die schatting belast was, eischte hij eene grootere soort van ossenhuiden, dan zij konden leveren. Tegen zulk eene baatzuchtige handelwijze verzette het volk zich eerst niet. Doch, toen hij voortging hen te kwellen, en zich zelfs van hunne bezittingen, vrouwen en kinderen meester maakte, – toen stonden de Friezen tegen de Romeinen op en begonnen zij den regtvaardigsten strijd. Met al de woede van een getergd volk vielen zij op hunne onderdrukkers aan, versloegen de Romeinsche krijgsknechten, en belegerden hun bevelhebber, die in de sterkte Flevum, gevlugt was. Te vergeefs werd dit kasteel door de moedige, doch in de krijgskunst nog onbedrevene Friezen aangevallen. Weldra kwam nu een ander Romeinsch krijgshoofd, apronius, met eene talrijke magt ruiters en keurbenden tot ontzet opdagen. Doch het volk trok ook deze nieuwe vijanden te gemoet, met zulk een gelukkig gevolg, dat zij op verschillende punten deels teruggedreven, deels verslagen werden; terwijl op éénen dag bij een gewijd bosch, Baduhenna geheeten, 900 en op eene andere plaats 400 Romeinen door de handen der getergde Friezen den dood vonden.

Deze nederlaag kostte zoo vele Romeinen, en daaronder vele dappere oversten, het leven, dat de tijding daarvan Keizer tiberius ontzette, hoewel hij de schade ontveinsde, omdat hij het niet durfde wagen de schande zijner wapenen te wreken. De Romeinsche Geschiedschrijver, die deze gebeurtenis verhaalt, voegt er bij: Sinds dien tijd werd de Friesche naam vermaard onder de Germanen. (Zie Aant. 2.)

Sedert hebben de Romeinen de Friezen ongemoeid gelaten; ook later deden zij geene poging, om zich over deze nederlaag te wreken. Wèl kwam twintig jaren daarna hun veldheer corbulo hier op nieuw, om eene bezetting in Friesland te leggen, doch spoedig ontving hij van Keizer claudius bevel, om over den Rijn, als de grens des rijks, terug te trekken.

Roemrijk was alzoo deze overwinning van een klein en afgelegen volk op de wereld-dwingende Romeinen, die gewoon waren altijd te zegepralen en nooit eene nederlaag te lijden, en die der Friezen naburen, de Cauchen en Batavieren, nog zoo lang al de zwaarte der Romeinsche overheersching deden gevoelen. Het was destijds een even zeldzaam als merkwaardig blijk van heldenmoed en vrijheidsmin, hetwelk den Friezen een eervollen rang bezorgde in de geschiedenis der volken. Indien alle voorvallen uit de vroegste geschiedenis van een volk, gelijk uit de kindsche jaren van een groot man, belangrijk zijn, als middelen ter hunner ontwikkeling en volgende grootheid, dan is dit hier vooral het geval. Vandaar het schoone gezegde van onzen Frieschen dichter willem van haren:

O Dapperheid! o Deugd! Tot nog toe zag de zon

Geen volk, welks heerschappij zóó zegerijk begon. —

Ziedaar, hoe dat een volk, nog niet verwijfd van zeden,

Het onregtvaardig doel zeeghaftig kan weêrstaan

Van die de handen durft aan zijne Vrijheid slaan! 11


11

Even als de volgende dichtregelen, uit het vermelde heldendicht Friso.

Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken

Подняться наверх