Читать книгу Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken - Eekhoff Wopke - Страница 15

EERSTE TIJDVAK
8. Der Friezen togt naar Brittannië. (449)

Оглавление

Tegen het midden der vijfde eeuw werden de Britten, de oorspronkelijke bewoners van Brittannië of het tegenwoordige Engeland, zeer ontrust door de Pikten en Schotten, die het noordelijk deel des lands in bezit genomen hadden. Tegen hunne overmagt niet bestand, hadden zij van hen reeds aanzienlijke verliezen in goed en bloed geleden. Van de Romeinen, die voorheen hen dikwerf tegen die volken beschermd hadden, maar nu van het eiland reeds vertrokken waren, konden zij geen bijstand meer verwachten. Zij zagen dus rond naar andere hulp, en meenden die het best te kunnen vinden bij hunne oostelijke naburen op het vaste land: de Neder-Saksers, die toen de Vlaamsche en een gedeelte der Fransche kust bewoonden en aan de scheepvaart en het zeeleven gewoon waren; de Anglen en Warners, die zich aan de monden van den Rijn, Maas en Waal gevestigd hadden en de Friezen, die het verdere kustland bezaten. Volken, die zich meermalen ter bereiking van hunne bedoelingen verbonden; terwijl de Friezen, als de magtigste dezer stammen, zich daarna over een groot deel van het gebied der eersten uitbreidden.

Als dappere en ondernemende volken bekend, namen zij, vol van strijdlust en tuk op roem en buit, gaarne de gelegenheid waar, om een zwakken nabuur, waarmede zij reeds lang in handelsbetrekking stonden, tegen zijnen sterkeren vijand bijstand t bieden. Welhaast staken zij dan op achttien schepen met hunne weerbare manschap over, onder bevel van twee kloeke krijgshelden, hengist en hors geheeten, en boden der Britten Koning vortigern hunne dienst aan. Spoedig zochten zij diens vijanden op, en mogt het hen in een roemrijken veldslag gelukken, de Pikten en Schotten te overwinnen, door ze deels te verslaan, deels te verdrijven.

Doch dit inroepen van vreemde hulp (altijd zoo hoogst gevaarlijk) kwam den Koning duur te staan. Want die benden der Friezen, Anglen, Warners en Neder-Saksers, belooning eischende voor hunnen bijstand, werden door de vruchtbaarheid des lands zoodanig bekoord, dat zij in het beste gedeelte des rijks zich met der woon vestigden en eerst hunne vrouwen en kinderen en daarna nog velen hunner landgenooten tot zich lieten overkomen. Jaren lang duurde deze verhuizing van het vaste land naar het eiland voort. Eindelijk ontstond er tusschen hen en de Britten een hevigen strijd, waarin zij de zege mogten behalen. Nu werd de Koning gevangen genomen, vele aanzienlijken verloren het leven, de overigen namen de vlugt, en hengist, weldra bezitter van geheel Kent, werd tot Koning verheven, onder wien deze stammen zich hier verder vestigden en uitbreidden. De oude Britsche volksstam vestigde zich deels diep in de gebergten van Wallis, deels in het tegenwoordige Brétagne in Frankrijk, waar hunne oorspronkelijke taal en zeden nog het langst bewaard bleven. Want de Angelsaksische en Friesche taal, zeden en gebruiken werden, met den veranderden volksnaam, in Engeland ingevoerd. Hoezeer ze in latere tijden veranderd en door vreemde woorden en vormen verbasterd zijn, is derzelver overeenstemming met de taal, de zeden en gebruiken der Friezen nog in onze dagen een bewijs van de vroegere onderlinge vermenging dezer volken, ten gevolge van dezen togt in het midden der vijfde eeuw. (Zie Aanteekening 5.)

Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken

Подняться наверх