Читать книгу Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken - Eekhoff Wopke - Страница 16
EERSTE TIJDVAK
9. De strijd der Friezen tegen de Franken
ОглавлениеSedert de verdrijving van de Romeinen en den ondergang van het Westersche keizerrijk waren de in Gallië gevestigde Franken magtig geworden. Eerlang bleek het, dat de veroveringszucht der Romeinen nu op hen was overgegaan. Zij konden niet dulden, dat de Friezen en Saksers zich over hunne vroegere landstreken hadden uitgebreid. Hunne heerschzucht had nieuw voedsel bekomen sedert hun Koning klovis de Christelijke godsdienst had aangenomen (496): want de zucht, om deze leer te verspreiden en onder de heidensche volken voort te planten, werd nu voor hem en zijne opvolgers een voorwendsel bij hunne krijgstogten ter uitbreiding van hun gebied. Zij werden daartoe aangespoord door eene magtige Geestelijkheid, die hen ondersteunde, in de hoop dat zij het Westersche keizerrijk in nieuwe kracht zouden herstellen, en de eenheid en luister der Kerk bevorderen. Eerst dwongen zij de Friezen, zich tot den Rijn terug te trekken; daarna wilden zij hen noodzaken de Christelijke godsdienst aan te nemen, en eindelijk, wraak nemende wegens de door hen geledene nederlagen, trachtten zij Friezen en Saksers beide geheel te overwinnen en aan het Frankische gezag te onderwerpen.
Die twee strijdbare volken sloegen nu met eene edele vrijheidszucht somtijds de handen in-een, tot onderlinge hulp en tegenstand. Met afwisselende kans werd die bloedige strijd gestreden. En met welk eene dapperheid zij hunne vrijheid en godsdienst verdedigden en dikwijls geduchte legers wederstonden – dit blijkt uit de langdurigheid van dien krijg, daar beide volken eerst na verloop van ruim drie eeuwen voor de overmagt bezweken. Vandaar, dat zij door hun gedrag in dien oorlog grooten roem bij andere volken verwierven.
»Die strijd gedurende zoo vele eeuwen gestreden tusschen Franken en Friezen, tusschen Christendom en Heidendom, gevoerd door het zwaard der vorsten en het woord der geestelijken, geëindigd door de zegepraal des Christendoms en de kracht van karel den groote, maar niet tot oneer der overwonnenen, – die strijd verdient wel onze belangstelling, om zijne belangrijkheid en zijn invloed op de volgende geschiedenis des vaderlands. Het is een schoon schouwspel, te zien hoe een edel en dapper volk kampte en streed voor zijne zelfstandigheid en, hoe het, ook na die worsteling, haar wist te bewaren en te handhaven.”16
De voornaamste bijzonderheden van dien strijd willen wij mededeelen bij de vermelding van
16
De strijd der Friezen en Franken. Eene voorlezing door Jhr. Mr. b. j. l. de geer, Utrecht 1850, bl. 6.