Читать книгу Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal - L. A. te Winkel - Страница 28
De bastaardwoorden. (Grondbeg. § 214–256).
Оглавление68. De vreemde woorden, die bij ons in gebruik zijn, moeten tot drie klassen gebracht worden. De eerste klasse bestaat uit dezulke, die hun vreemden vorm geheel hebben afgelegd en, in klemtoon zoowel als in klank, aan echt Nederlandsche gelijk zijn geworden; b. v. ark, beest, bijbel, keten, bisschop, luipaard enz.—De tweede bestaat uit woorden, waaraan niets veranderd is, zoodat zij door ons juist of nagenoeg zoo als in de vreemde taal worden uitgesproken; b. v. facto, incognito, cadeau, souspied enz.—De derde omvat die woorden, welke in de uitspraak wijzigingen hebben ondergaan, die niet voldoende waren om hun het uitheemsch voorkomen geheel te benemen; b. v. advocaat, officier, president, resolutie, sigaar enz., die ieder op het gehoor af als vreemdelingen herkent. De zoodanige behooren als ’t ware tot twee talen en heeten daarom bastaardwoorden.
69. De wijzigingen, waardoor vreemde woorden in bastaardwoorden overgegaan zijn, bepalen zich doorgaans tot de uitgangen. Deze zijn óf geheel aan Nederl. uitgangen gelijk geworden, b. v. in arti-kel (arti-culus), óf zij hebben nog altijd een vreemd karakter behouden, maar worden, overeenkomstig de gewijzigde uitspraak, volgens de Nederl. spelregels geschreven; b. v. majesteit (majestat-is). Door zulke gedeeltelijke veranderingen aan het einde der woorden zijn de zoogenaamde bastaarduitgangen ontstaan, als -age, -aat, -eeren, -ier, -ij, -ijn enz.
70. De uitgang -age werd, overeenkomstig de vroegere uitspraak aadzje, in de gebruikelijke spelling met dj (-aadje) geschreven. Nu deze spelling niet meer aan de uitspraak beantwoordt, hebben wij ons verplicht gerekend de dj te vervangen door de g, en zoodoende de woorden als bagage, kijvage, pelgrimage, slijtage, stoffage enz. in overeenstemming te brengen met de gewone spelling van manege, logement, gelei, genie, horloge enz.
71. De woorden der eerste klasse worden geheel op Nederl. wijze geschreven; als groep, troep, kleur, klooster, koor, sier, singel, troon enz. Uitgezonderd zijn: cedel (ceêl), ceder, cel, cent, cijfer, cijns en cirkel, die men steeds met c heeft geschreven, en die met s gespeld niet terstond zouden herkend worden.
Cel, cent en cirkel blijven hunne vreemde herkomst verraden door de onnederlandsch klinkende afleidsels cellulair, centesimaal, circulaire, circulatie;—cijfer door zijne f, die in v had moeten overgaan om aan het woord geheel het voorkomen der Nederl. woorden drijver, ijver, kijver enz. te geven.
72. De woorden der tweede klasse behouden hunne oorspronkelijke spelling; b. v. bougie, cadeau, catalogus, museum, savoir-vivre, vaudeville enz. Wanneer zij in de verbuiging een Nederl. uitgang aannemen, als cadeau’s (cadeaux), catalogen (catalogi), museën (nevens musea) enz., dan behooren zulke vormen tot de bastaardwoorden.
73. De woorden der derde klasse, de bastaardwoorden, moeten wederom in twee soorten onderscheiden worden. De eerste omvat die woorden, welke alleen in gebruik zijn bij hen, die de vreemde talen kennen; de tweede de dagelijksche woorden, bij lieden van allerlei stand in zwang.
74. Tot de eerste soort behooren de benamingen der voorwerpen van weelde, de uitdrukkingen van begrippen, alleen onder meer beschaafden gangbaar, en bepaaldelijk de termen, uitsluitend gebruikelijk in wetenschappen of in kunsten en beroepen, die eene wetenschappelijke opleiding vereischen; als dejeuneeren, disputeeren, receptie, candelaber, lorgnet, categorie, syllogisme, scrupel, lancet, tachygraaf enz.
75. Ten aanzien der woorden dezer klasse hebben wij ons den volgenden regel gesteld:
Bastaardwoorden, ontleend uit talen die hetzelfde letterschrift bezigen als het Nederlandsch, worden op de oorspronkelijke wijze geschreven, voor zooverre hunne uitspraak onveranderd gebleven is. Waar deze is gewijzigd en de oorspronkelijke spelling tot eene ongewone uitspraak aanleiding zou geven, wordt de spelling zooveel noodig op Nederl. wijze veranderd. Zoo wordt b. v. executio bij ons executie, decanus—decaan, république—republiek, souverain—souverein enz.
76. Woorden, ontleend uit het Grieksch, dat een ander letterschrift heeft dan onze taal, worden op Latijnsche wijze uitgesproken, en daarom door ons, volgens oud gebruik, op Latijnsche wijze geschreven, met inachtneming evenwel van den regel, in de vorige § gesteld. Wij spellen derhalve: logica, physica, hypotenusa; doch, met verandering der uitgangen: synode (synodus), categorie (categoria), geographie (geographia) enz.
77. De tweede soort bestaat uit de namen van zaken, voorkomende in allerlei beroepen en ambachten, en uitdrukkingen van denkbeelden, aan alle standen eigen; b. v. penseel, vermiljoen, stukadoor, karkas, karakter, kapitaal, kastelein, kwartier enz.
78. Op de woorden dezer soort—die meest in de uitspraak eene veel sterkere verandering hebben ondergaan—is de vorige regel niet meer toepasselijk; het gebruik schrijft ze, zooveel doenlijk, op Nederlandsche wijze, b. v. komfoort (schoenmakersterm, fr. contrefort), penseel (penicillum), travalje (hoefstal, fr. travail), biljart (billard), biljet (billet), kapittel (capitulum), kasteel (castellum), sigaar (cigarro), sjees (chaise) enz.
79. Niet alle tot deze soort behoorende woorden echter kunnen op Nederlandsche wijze gespeld worden; b. v. niet horloge, diligence, machine. De spellingen horlozje of horloozje, dilizjanse, masjine of maasjine zouden al te wanstaltig zijn en toch de juiste uitspraak niet voorstellen. In zulke woorden moet de vreemde spelling—en wel geheel en al—behouden worden: diligence, machine, chocolade enz., niet diligense, machiene, chokolade, welke noodelooze vermenging van tweeërlei orthographie tegen den goeden smaak zou aandruischen.
80. Tot deze soort moeten twee bepaalde klassen van woorden gebracht worden, namelijk:
a. Die vreemde woorden, welke ten onzent eene beteekenis hebben aangenomen, die hun in de vreemde taal niet eigen was. Dezulke behooren op Nederl. wijze geschreven te worden, ofschoon zij; in de oorspronkelijke beteekenis gebezigd wordende, de vreemde spelling geheel of gedeeltelijk behouden. Hiertoe zijn te brengen: dokter in den zin van geneeskundige, nevens doctor als titel; komedie (schouwburg) nevens comedie (blijspel); kommies (beambte bij de belastingen, fr. douanier), nevens commies (ambtenaar aan een ministerie of bij de posterijen, fr. commis); lokaal (vertrek, zaal) nevens het bijv. nw. locaal (plaatselijk) enz.
b. De vreemde woorden, bij de dichters in gebruik, b. v. nimf, porfier, saffier, zéfir of zefíer enz. De poëzie, uit haren aard afkeerig van vreemde woorden en vormen, heeft de genoemde en dergelijke vreemdelingen, ofschoon zij tot eene hoogere klasse van denkbeelden behooren, sinds lang in Nederlandsch gewaad populair gemaakt.
81. Behalve de vreemde woorden, in de vorige § onder a bedoeld, zijn er nog andere van Latijnschen of Griekschen oorsprong, die op tweeërlei wijze geschreven worden; t. w. dezulke, die onder twee vormen tot ons zijn gekomen, de eene rechtstreeks uit het Latijn of Grieksch, de andere middellijk, door tusschenkomst van het Fransch. De Latijnsche of Grieksche vorm is dan de meer wetenschappelijke of deftige, de Fransche de gewone en dagelijksche. Hiertoe behooren b. v. praesens (tegenwoordige tijd) en present (tegenwoordig), subject (onderwerp) en sujet (in de uitdrukking een gemeen sujet), familie (Lat. familia) en het gemeenzame famielje (Fr. famille), dioecese en diocese, nummer en nommer, oeconomie en economie, praeparaten en preparatieven, fundament en fondement, secunde en seconde.
82. De door ons aangenomen regels voor het schrijven der vreemde en bastaardwoorden zijn geheel in overeenstemming met de heerschende richting in ons spellingstelsel, waarin zich overal het streven openbaart om de uitspraak juist voor te stellen en de afleiding te doen uitkomen, voor zooverre deze het recht verstand der woorden kan bevorderen. Beide, de uitspraak en de afleiding der vreemde woorden, kunnen natuurlijk slechts door de oorspronkelijke spelling in het licht worden gesteld; doch, waar de uitspraak te zeer gewijzigd is en de kennis der etymologie geen nut kan doen, zou de oorspronkelijke spelling veeleer nadeelig werken, en is dus het volgen der Nederl. regels het rationeelst. Ook het erkennen van twee vormen nevens elkander is eene eigenschap van het Nederlandsch, dat een groot aantal woorden bezit, die twee, sommige zelfs drie vormen hebben, welke òf in gewijzigde beteekenissen òf in verschillende stijlsoorten gebruikelijk zijn. Men denke hier aan het koord, met zorg vervaardigd touw, de koord der koordedansers, en de koorde in de meetkunst; aan het uur en de ure, aan de ziel en de ziele, aan kleeden en kleederen, aan volken en volkeren enz.
83. De hier voorgedragene spelling is bovendien voor hen, die zich het meest van vreemde en bastaardwoorden bedienen, namelijk voor allen, die de vreemde talen kennen, buiten tegenspraak de gemakkelijkste, vermits zij hen niet noodzaakt zich nog eene derde, afzonderlijke spelling eigen te maken, die zoowel van de vreemde als van de Nederlandsche verschilt. De eenige moeilijkheid, die zij ook voor dezulken heeft, is te bepalen of een bastaardwoord tot de eerste, dan wel tot de tweede soort gebracht moet worden. Intusschen is die zwarigheid niet zoo groot, als zij schijnt. Het aantal woorden, waarbij men werkelijk in twijfel kan staan, is betrekkelijk gering; en de vraag, die zich bij elk dier woorden voordoet, betreft niet nu deze, dan eene andere bijzonderheid, maar luidt onveranderlijk: is het woord in gebruik bij het algemeen, of slechts in bepaalde kringen? Heeft men die vraag beantwoord, dan is de spelling door de regels in § 75–80 gegeven. In de weinige werkelijk twijfelachtige gevallen, waarin het antwoord van den tact des schrijvers afhangt, zal de beslissing niet bij ieder dezelfde zijn: de een zal een woord volgens den regel in § 75, de ander volgens den regel in § 78 behandelen, hetgeen dan twee verschillende spellingen van hetzelfde woord ten gevolge heeft. Doch niemand kan hierin eene groote ramp zien, wanneer men bedenkt, dat geene der beide schrijfwijzen, zoo slechts de regels goed zijn toegepast, eene taalfout heeten of tot andere verkeerdheden leiden kan.
84. Een ander bezwaar, namelijk dat niet allen, die zich van woorden der eerste soort bedienen, de oorspronkelijke talen (meestal het Fransch, Latijn of Grieksch) verstaan, zoodat er steeds zullen gevonden worden die tot een woordenboek hunne toevlucht moeten nemen, drukt evenzeer op het stelsel dergenen, die de vreemde woorden meer op Nederl. wijze willen gespeld hebben, en b. v. fyzika, kritikus, katheder, kataloog enz. schrijven. Ook dezen moeten evengoed de vreemde talen kennen of eene woordenlijst raadplegen om te weten, dat—volgens hun stelsel—fyzika eene y, maar kritikus gewone i’s, dat katheder eene th, maar kataloog eene t hebben moet.
85. Is het bedoelde stelsel1Zie vooral M. (J. A. Alberdingk Thijm), Over de Spelling van de Bastaartwoorden. Amsterd. 1843. niet in staat om de moeilijkheid weg te ruimen, voor welker opheffing het juist opzettelijk is uitgedacht, het bezwaar in § 83 vermeld is daarin veel grooter dan bij het onze. Dat stelsel toch past zijne regels niet slechts toe op bastaardwoorden, maar ook op geheel ongewijzigd overgenomen vreemde woorden, wier klank door de Nederl. spelling meer of minder juist kan voorgesteld worden. Men gaat daarbij echter geheel inconsequent te werk en laat sommige, waarop de regels streng genomen zeer wel toepasselijk zouden zijn, geheel onveranderd, zonder eene grens te kunnen aanduiden, waar de vreemde spelling ophouden en de Nederlandsche beginnen moet. Zoo schrijft men botanikus, kritikus, logika, kreion, portefeulië, kompanion, maar, geheel op Fransche wijze: bouillon, bouilli, eau de Cologne, entrepot, coup d’état, bordeaux (wijn), terwijl het stelsel volstrekt odekolonje, antrepo, koedeta of koedeeta, bordo eischt: spellingen, die de uitspraak zeker niet minder juist zouden voorstellen dan konsinië, sinialement, viniët, broeliëeren, akkeuliëeren, gelijk sommigen willen, die van consigne, signalement, vignet, brouilleeren, accueilleeren. Er is voor dergelijke uitzonderingen geene andere reden te bedenken, dan dat de aangevoerde en meer zulke woorden, op Nederl. wijze geschreven, een al te gedrochtelijk voorkomen zouden hebben. Wij hebben gemeend een stelsel niet te mogen aannemen, dat voor zijne eigene toepassing terugdeinst en daarmede zich zelf veroordeelt, en dat, consequent gevolgd, tot spellingen als soepjee (souspied), swarree (soirée), koeduilj (coup d’oeil) enz. brengt, gelijk het reeds het niet zeer fraai klinkende ekwipaadje heeft doen ontstaan.
86. Daar men—en onzes inziens te recht—alle noodelooze inconsequentiën veroordeelt, en prijs stelt op regelmaat in alles, wat—gelijk de spelling eener taal—op den naam van stelsel aanspraak moet kunnen maken, mogen wij geene vormen goedkeuren als fyzika (physica), waarin de Nederl. f en z plaats nemen naast de Gr. y, of als katalogus (catalogus), waar de Lat. uitgang us in strijd is met de Gr. of Nederl. k. Schrijfwijzen, die twee of drie verschillende spellingen, zonder noodzaak en zonder eenig nut, op de willekeurigste wijze vermengen, kunnen niet ordelijk en regelmatig heeten. Wij behouden daarom niet slechts de Gr. th en y, maar ook de c, s en ph, waar de Latijnsch-Grieksche spelling die letterteekens medebrengt. Dat de ph aanleiding kan geven tot eene verkeerde uitspraak bij minkundigen, geeft dezen het recht niet om te eischen dat de geheele natie te hunnen gerieve inconsequent zal handelen. Een onkundige moge bedelen of legeren uitspreken alsof er bedeelen en legeeren geschreven stond, of bévingen met bevìngen verwarren; maar die mogelijke vergissing van lieden, wier kennis zoo gebrekkig is, kan voor de taal geene reden zijn om haar spellingstelsel te veranderen, dat zij eenmaal op goede gronden heeft aangenomen.