Читать книгу Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal - L. A. te Winkel - Страница 30
Het gebruik der hoofdletters.
Оглавление88. De hoofdletters of kapitale letters dienen om een woord van andere te onderscheiden en den lezer te waarschuwen, dat het tot eene bijzondere soort behoort. Zij worden daarom gebezigd om een woord te kenmerken als een eigennaam of daarmede gelijkstaande, of als het eerste eener reeks van woorden, die òf niet òf minder nauw met het voorafgaande samenhangen. Hieruit vloeien de volgende bijzondere regels voort:
89. Men schrijft met hoofdletters:
1. Het eerste woord van elken volzin en, in poëzie, van elken dichtregel.
2. Alle eigennamen van personen, als Albert, Arend, Rubens, Wolf enz.
Wanneer zij uit de vereeniging van twee woorden bestaan, dan wordt ieder hoofddeel met eene kapitale letter geschreven; b. v. Jan Steen, De Witt, Ter Horst, Van Erp enz.
Bij namen, die uit drie deelen bestaan, van welke het eerste een voorzetsel en het tweede een lidwoord is, behoudt het middelste de kleine letter, als Van den Berg, Van der Horst, Van de Wall, Op den Heuvel enz.
Ook de bijv. nw., als toenamen achter eigennamen gevoegd, hebben eene hoofdletter; b. v. Alexander de Groote, Karel de Vijfde.
3. Alle geographische eigennamen, als Italië, Alkmaar, de Rijn, de Vesuvius enz. Zijn zij samengesteld, dan krijgt ook bij deze ieder hoofddeel eene kapitale letter; als Nieuw-Holland, Noord-Brabant, de Middellandsche Zee, de Kust van Guinea enz.
4. De namen van maanden en van week- en feestdagen, als Januari, Maandag, Kerstmis, Paschen, Allerheiligen, St.-Pieter enz.
5. De gemeene zelfstandige naamwoorden die als eigene gebezigd worden. Dit heeft plaats:
a. Met persoonsnamen, wanneer zonder nadere aanduiding alleen uit de omstandigheden moet blijken, welke persoon bepaaldelijk bedoeld wordt; b. v. in uitdrukkingen als: de Koning (namelijk der Nederlanden); de Burgemeester (der plaats, waar de schrijver zich bevindt), enz.
Dit is natuurlijk ook van toepassing op bijvoegl. woorden, die als zelfst. nw. gebezigd worden, en in hetzelfde geval verkeeren; b. v. de Booze, de overzetting der Zeventigen.
b. Met benamingen van zaken, wanneer zij iets aanduiden, dat in de rhetorische apostrophe aangesproken en dus als een persoon voorgesteld wordt; b. v. in uitdrukkingen als: U roep ik geenszins aan, Verbeelding! Gij, strenge Waarheid, gij alleen spoort me aan tot zingen.
6. Ieder hoofdwoord in titels, als: de Heer A, Mijnheer, Mevrouw, Mijne Heeren, Dames, Weledelgestrenge Heer, de Staten-Generaal, de Hooge Raad, het Hof van Cassatie enz.
7. De bijv. nw. van eigennamen afgeleid, als Amsterdamsch, Groningsch, Engelsch, Russisch enz.; evenzoo wanneer zulke woorden, als zelfst. nw. gebezigd, eene taal of een tongval beteekenen: het Engelsch, het Groningsch.
Het sedert eenigen tijd—in navolging van andere talen—opkomende gebruik om bijv. nw. als Engelsch, Fransch, Duitsch enz. met kleine letter te schrijven, is volstrekt niet aan te bevelen. Het doel der kapitale letter is den lezer te waarschuwen, dat het woord niet een gewoon naamwoord, maar een eigennaam is, en daardoor alle mogelijke verwarring te voorkomen. Die aanwijzing is bij de bijv. nw. even noodzakelijk als bij de eigennamen zelve.
8. Die woorden, die in bijzondere gevallen, door den smaak en het oordeel van den schrijver te bepalen, eene opzettelijke aanwijzing vereischen of van het overige onderscheiden moeten worden, als b. v. Hij, Hem, Zijn, van God gezegd; de Almacht; de Hemel; de Kroon; de Regeering; het Ik; in ’t Voorleden ligt het Heden, enz.