Читать книгу Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal - L. A. te Winkel - Страница 29

Het verdeelen der woorden in lettergrepen. (Grondbeg. § 257–270).

Оглавление

Inhoudsopgave

87. De spelling heeft ook het antwoord te geven op de vraag, tot welke lettergreep bij het afbreken van een woord de tusschenletters moeten gerekend worden, tot de voorgaande of tot de volgende. Te dien aanzien hebben wij de volgende regels aangenomen:

1. In samengestelde woorden blijft iedere letter in het woord, waartoe zij behoort; men breekt derhalve dus af: kwab-aal, eer-ambt, mein-eedig, door-een, elk-ander enz.

Woorden met voorvoegsels, als be-, ge-, her- enz., en die met de achtervoegsels -aard en -achtig, welke eigenlijk samenstellingen zijn, worden als samengestelde woorden behandeld. Men breekt dus af: be-kleeden, her-overen, blauw-achtig, wreed-aard enz., met uitzondering van grijn-zaard en vein-zaard: vergel. § 33.

2. Bij afgeleide woorden met achtervoegsels, die met éénen of meer medeklinkers beginnen, wordt het geheele achtervoegsel afgescheiden; b. v. lief-de, hoog-ste, gedwee-ste, mee-ste, bak-ster, vlee-schelijk enz. Ter wille van de uitspraak moeten naas-te en bes-te worden uitgezonderd.

Ook de t en p, die in de verkleinwoorden voor den uitgang -je gevoegd worden, en evenzoo de s voor -ken of -ke, behooren bij deze achtervoegsels te blijven. Men breekt derhalve dus af: stoel-tje, boon-tje, boom-pje, penning-ske, jong-ske enz.

3. In gevallen, die niet tot een der behandelde te brengen zijn, gaat men naar de volgende voorschriften te werk:

a. Eene alleenstaande tusschenletter behoort tot de volgende lettergreep; b. v. in dee-len, ne-men, la-chen, li-chaam.

b. Van twee tusschenletters behoort de eerste tot de voorgaande, de tweede tot de volgende lettergreep; b. v. in ber-gen, lan-den, gan-zen enz., en zoo ook bij ng in lan-ger, bren-gen, zin-gen.

c. Van drie en vier tusschenletters behooren er zooveel tot de volgende lettergreep, als zich gezamenlijk aan het begin van een woord gemakkelijk laten uitspreken. Men breke volgens dezen regel dus af: vor-sten, kor-stig, ven-ster enz.; maar amb-ten, erw-ten, art-sen, koort-sen enz.

d. In vreemde woorden en eigennamen gaat men naar de uitspraak te werk, b. v. in le-proos, A-driaan enz.

Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal

Подняться наверх