Читать книгу Het leven der bijen - Maurice Maeterlinck - Страница 15

III.

Оглавление

Inhoudsopgave

In onzen korf dus is het zwermen, het groote offer aan de veeleischende goden van het ras, in voorbereiding. Gehoorzaam aan het bevel van den "geest", die ons vrij onverklaarbaar lijkt aangezien hij lijnrecht staat tegenover ieder instinkt en ieder gevoelen van onze soort, gaan nu zestig à zeventig duizend bijen van de tachtig à negentig duizend der gansche bevolking, op het voorgeschreven uur de moederstad verlaten. Ze vertrekken niet op een oogenblik van benardheid, hun vlucht is niet het in ontsteltenis plotseling genomen besluit, hun door hongersnood, oorlog of ziekte geteisterd vaderland te verlaten. Neen, deze verbanning is langdurig overdacht en het gunstig oogenblik geduldig afgewacht. Indien de korf arm is en zwaar beproefd door rampen van de koninklijke familie, door ziekte of roof, dan verlaten ze hem niet. Ze verlaten hem alleen, wanneer hij het hoogtepunt van zijn voorspoed heeft bereikt, wanneer na den ingespannen arbeid van de lente, het groote paleis van was met zijn honderd twintig duizend regelmatige cellen overvloeit van nieuwen honing en van dat veelkleurig meel, dat men het brood der bijen noemt en dat tot voedsel dient van larf en pop.

Nimmer schooner is de korf dan aan den vooravond van deze heldhaftige renunciatie. Het is zonder wederga dit drukke, eenigszins koortsachtige en toch serene oogenblik van rijkdom en blijdschap in al hunne volheid. Laat ons trachten ons den korf voor oogen te roepen, niet zooals de bijen hem zien, want wij kunnen ons onmogelijk voorstellen op hoe geweldige en tooverachtige wijze de dingen zich weerkaatsen in de zes of zeven duizend facetten van hunne zijwaartsche oogen en het drievoudig cyclopisch oog op hun voorhoofd, maar zoo als wij hem zouden zien, indien wij van hunne grootte waren.

Van eene hoogte nog kolossaler dan die van den St. Pieter te Rome dalen in grooten getale, vertikaal en parallel, reusachtige muren van was tot op den grond neder, geometrisch gebouwd, in de duistere en ledige ruimte opgehangen, en die men wat hun nauwkeurigheid, koenheid en grootte betreft, met geen enkel bouwwerk der menschheid kan vergelijken.

Ieder dezer muren, wier bouwstof nog totaal versch, maagdelijk blinkend, ongerept en geurig is, bestaat uit duizenden cellen en bevat genoegzaam levensmiddelen om het gansche volk gedurende verscheidene weken te voeden. Hier zijn het de schitterende, roode, gele, licht-paarse en zwarte vlekken van het stuifmeel, de liefdessubstantie van alle bloemen der lente, opgezameld in de doorschijnende cellen. In lange, weelderige, gouden draperieën, die in stijve, onbewegelijke plooien nederhangen, ligt daar om heen de April-honing, de helderste en geurigste, reeds in zijn twintig duizend, met een deksel afgesloten cellen, die enkel in de dagen van uitersten nood worden aangesproken. Iets hooger rijpt de Mei-honing nog in zijn groote, open vaten, voor welker opening waakzame cohorten onafgebroken een frisschen luchtstroom toevoeren. In het midden, verre van het licht, wiens diamanten stralen door de eenige opening heendringen, in het warmste gedeelte van den bijenkorf, sluimert en ontwaakt de toekomst. Dit is het koninklijk domein van het broedsel, uitsluitend voor de koningin en hare tempeldienaars gereserveerd—ongeveer tien duizend woningen, waarin de eitjes liggen, vijftien à zestien duizend kamers met larven, veertig duizend huizen bewoond door witte nymphen of poppen, die door duizenden voedsters worden verzorgd[1]. En eindelijk, in het heilige der heiligen dezer voorhoven, de drie, vier, zes of twaalf gesloten en naar verhouding zeer groote paleizen der jeugdige prinsessen, die in een soort van lijkkleed gewikkeld, bleek en onbewegelijk, in de duisternis gevoed, hunne ure afwachten.

[1] De cijfers, die we hier geven, zijn streng nauwkeurig. Ze zijn ontleend aan een grooten korf in vollen bloei.

Het leven der bijen

Подняться наверх