Читать книгу Het leven der bijen - Maurice Maeterlinck - Страница 7

IV.

Оглавление

Inhoudsopgave

Nu de boeken ons gezegd hebben wat ze ons zakelijks te zeggen hadden over een overoude geschiedenis, zullen we afscheid nemen van de door anderen verworven kennis om met eigen oogen de bijen te gaan beschouwen. Een enkel uur in den bijenstand zal ons dingen te zien geven, die misschien minder nauwkeurig, maar oneindig levendiger en vruchtbaarder zijn.

Ik heb den eersten bijenstand nog niet vergeten, dien ik te zien kreeg en waar ik de bijen leerde liefhebben. Het was, al jaren geleden, in een groot dorp van het nette en bevallige Zeeuwsch-Vlaanderen, dat nog meer dan Zeeland zelf, als een holle spiegel van Holland den zin voor levendige kleuren concentreert; het is een wellust voor de oogen even als mooi, degelijk speelgoed, met zijn kleurige gevels, torens en wagentjes, zijn blinkende kasten en klokken achter in de gang, zijn boompjes die langs kaden en grachten geschaard staan als in afwachting van een of andere aangename en eenvoudige plechtigheid, zijn booten en schuitjes met bewerkte achterstevens, zijn deuren en ramen die op bloemen gelijken, zijn keurige sluizen, zijn netjes afgewerkte, veelkleurige ophaalbruggen, zijn huisjes, die zijn vernist als net en blinkend aardewerk, en waaruit vrouwen in klokvormige kleeding en getooid met goud en zilver te voorschijn treden, om de koeien te gaan melken in weilanden omgeven door witte hekken, of het linnen te gaan uitspreiden op het bloemrijk, in ovalen en ruiten afgedeelde, angstvallig groene grastapijt.

Een soort van ouden wijze, gelijkend op den grijsaard van Virgilius,

"Den koningen gelijk, den goden haast nabij,

En als deez' laatsten ook zoo rustig en tevreden,"

zou La Fontaine gezegd hebben, had daarheen de wijk genomen, waar het leven beperkter dan elders zou schijnen, indien het mogelijk ware het leven werkelijk te beperken. Hij had daar een wijkplaats gezocht, niet uit afkeer van—want de wijze kent zulk een afkeer niet,—maar een weinig vermoeid van het ondervragen der menschen, die minder eenvoudig dan dieren en planten antwoorden op de uitsluitend belangrijke vragen, die men stellen kan aan de natuur en de werkelijke wetten. Zijn gansche geluk bestond, evenals dat wan den Scythischen philosoof, in de schoonheden van zijn tuin, en onder deze schoonheden was de meest geliefkoosde en meest bezochte een bijenstand bestaande uit twaalf stroo-korven, die hij geverfd had, sommige hel rose, andere licht geel, de meeste zacht blauw, want lang vóór de onderzoekingen van Sir John Lubbock had hij opgemerkt, dat blauw de geliefkoosde kleur der bijen is. Dezen bijenstand had hij ingericht tegen den gewitten muur van het huis aan, in den hoek, die gevormd werd door een echte, smakelijke, frissche, Hollandsche keuken met hare rekken voor aardewerk, en waarin het tin en koper blonk, dat door de openstaande deur weerkaatst werd in een vreedzame gracht. En het water met deze huiselijke afbeeldingen onder een gordijn van populieren, voerde den blik naar den rustigen horizont van molens en weilanden.

Hier op deze plaats hadden de bijenkorven, evenals overal waar men ze neerzet, een geheel nieuwe beteekenis gegeven aan de bloemen, de stilte, de zachte lucht, de zonnestralen. Hier zag men als het ware het zomerfeest in zijn hoogste voltooiing. Hier rustte men uit aan het schitterend kruispunt, waar luchtwegen samenvloeien en uiteengaan, de luchtwegen waarlangs alle geuren van het land, bewegelijk en als hoorbaar, kwamen aangetreden van den dageraad tot aan de avondschemering. Hier kon men ze hooren de gelukkige en zichtbaar geworden ziel, de intelligente en muzikale stem, het brandpunt van de vroolijkheid der schoone uren van den tuin. Hierheen kwam men om te leeren in de school der bijen, om door te dringen tot de overheerschende gedachte der almachtige natuur, tot de lichtende punten van aanraking der drie rijken, de onuitputtelijke organisatie van het leven en de moraal van ijverigen en belangeloozen arbeid. En wat even goed is als deze moraal van den arbeid, de heldhaftige werksters leerden u ook iets wat minder voor de hand ligt, namelijk den kostelijken smaak der vrije uren te waardeeren, daar zij als het ware met de gouden letteren van hunne duizenden kleine wiekjes, de bijna ongrijpbare bekoring dier ongerepte dagen onderstreepten, die in de velden der ruimte om zichzelf wentelen, zonder ons iets anders te brengen dan een doorschijnenden bol, waarin geen enkele herinnering staat opgeteekend, zoo min als in het te rein geluk.

Het leven der bijen

Подняться наверх