Читать книгу Het leven der bijen - Maurice Maeterlinck - Страница 17

V.

Оглавление

Inhoudsopgave

Alles wijst er op, dat niet de koningin doch de geest des bijenkorfs over het zwermen beslist. 't Is met deze koningin als met de heerschers onder de menschen; ze schijnen het bevel te voeren, doch gehoorzamen zelven aan bevelen, die nog gebiedender en onverklaarbaarder zijn dan die, welke zij geven aan wie van hen afhankelijk is. Wanneer de geest het oogenblik heeft bepaald, moet hij wel reeds bij het aanlichten van den dageraad, misschien zelfs den vorigen, of vóór-vorigen dag zijn besluit hebben kenbaar gemaakt, want nauwelijks heeft de zon de eerste druppels van den morgendauw ingezogen, of men bemerkt in de geheele omgeving van de gonzende stad een ongewone drukte, waarin de ymker zich maar zelden vergist. Soms zou men zelfs zeggen, dat er wordt gestreden, geaarzeld, dat men terugkomt op het genomen besluit. Werkelijk gebeurt het wel, dat verscheiden dagen achtereen deze goudgetinte en doorschijnende storm op nieuw opsteekt en weer gaat liggen, oogenschijnlijk zonder reden. Vertoont zich op zulk een oogenblik aan den hemel der bijen een wolkje, dat wij niet zien, of komt er spijt op in hun geest? Beraadslaagt men in een woelige vergadering over de noodzakelijkheid van vertrek? Wij weten er niets van, evenmin als we weten op welke wijze de geest van den bijenkorf zijn besluit aan de menigte kenbaar maakt. Al is het zeker, dat de bijen elkander mededeelingen doen, men weet niet of dit gebeurt op de wijze der menschen. Dat van honing geurend gegons, de bedwelmende trilling der mooie zomersche dagen, die een der schoonste genietingen van den ymker uitmaakt, den feestzang van den arbeid, die in deze kristallen ure rijst en daalt in de geheele omgeving van den bijenkorf en die het gemurmel van blijdschap schijnt te zijn van de ontloken bloemen, de hymne van hun geluk, de echo van hunne zoete geuren, de stem der witte anjelieren, van thijm en marjolijn, 't staat niet vast, dat ze dit alles hooren. Toch hebben ze een gansche toonladder van geluiden, die wij zelf kunnen onderscheiden en die loopt van innig geluk tot bedreiging, toorn, verdriet; ze hebben eene ode der koningin, refreinen van den overvloed, psalmen van droefheid, en eindelijk hebben ze de langgerekte en geheimzinnige oorlogskreten der jeugdige prinsessen in de gevechten en moorden, die de paring voorafgaan. Is deze muziek enkel iets bijkomstigs, dat hun innerlijke stilte onaangetast laat? Dit is zeker, dat ze zich niet veel schijnen aan te trekken van de geluiden, die wij maken rondom den korf, maar misschien zijn ze van oordeel, dat deze geluiden niet zijn van hunne wereld en voor hen niet van belang. 't Is zeer waarschijnlijk, dat wij van onzen kant slechts een zeer klein gedeelte hooren van wat zij zeggen, en dat zij een massa harmonieën voortbrengen, waarvoor onze organen ongeschikt zijn om ze op te vangen. In ieder geval zullen wij aanstonds zien, dat zij, soms met verbazingwekkende snelheid, elkaar weten te begrijpen en tot overeenstemming weten te komen, en wanneer b.v. de groote honing-dief, de enorme Sphinx Atropos of doodshoofd-vlinder, de sombere kapel, die op haar rug een doodshoofd draagt, den korf binnendringt onder het murmelen van een soort onweerstaanbaar gezang, dat haar eigen is, dan gaat dit bericht van den een op den ander, en van af de wachteressen aan den ingang tot aan de laatste werkbijen, die op de laatste raten aan den arbeid zijn, siddert het gansche volk.

Het leven der bijen

Подняться наверх