Читать книгу Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal - L. A. te Winkel - Страница 10
Over de spelling. Overzicht van de regels, in zooverre zij de tot hiertoe gebruikelijke spelling wijzigen of aanvullen.
Оглавление1. Veelomvattende veranderingen in de spelling eener taal zijn in den beginne altijd lastig voor de schrijvenden en onaangenaam voor de lezenden, en hebben bij voortduring onvermijdelijk een nadeeligen invloed op de beoefening van de letterkunde dier taal. Wanneer een groot aantal woorden wijzigingen ondergaan hebben, dan wordt de schrijver, die aan de vroegere spelling gewoon is, onophoudelijk in zijn gedachtenloop gestuit, dewijl hij ieder oogenblik genoodzaakt is zich te bezinnen om den eenen of anderen nieuwen regel toe te passen; en de meeste lezers gevoelen een weerzin tegen hetgeen het voorkomen eener vreemde taal heeft gekregen en soms slechts met moeite begrepen wordt. Is men eenmaal aan zulk eene nieuwe spelling gewend, dan is de verhouding omgekeerd; dan schijnen alle vroegere geschriften in eene vreemde taal opgesteld te zijn, en de vorm schrikt de lezers af. Eene geheele omwenteling in de spelling graaft aldus tusschen het verledene en het toekomende eene kloof, die slechts door weinigen overschreden wordt; de vroegere literatuur, die het voedsel moet leveren voor de kennis der taal en het nationaliteitsgevoel van een volk, heeft dan voor de meesten opgehouden te bestaan.
2. Om gemelde redenen hebben wij gemeend in onze schrijfwijze geene veranderingen te mogen aanbrengen van zoo wijden omvang, dat ons geheele schrift daardoor een ongewoon aanzien moest krijgen, gelijk het geval zou geweest zijn, indien wij b. v. besloten hadden alle e’s en o’s in opene lettergrepen op dezelfde wijze, hetzij met één hetzij met twee letterteekens, te schrijven. Daarom hebben wij ons tot regel gesteld geene schrijfwijzen te bezigen, die volstrekt niet in gebruik waren, en zijn wij slechts ten opzichte van eenige weinige op zich zelve staande woorden, als Dinsdag, litteeken en nog enkele dergelijke, van dien stelregel afgeweken. Doch, hoewel wij het raadzaam oordeelden eenparig erkende spelregels ook tot de onze te maken, hebben wij ons toch niet verplicht gerekend tevens alle gebreken en onregelmatigheden over te nemen. Wij achtten ons integendeel gehouden om de willekeurige, op onkunde of misverstand berustende uitzonderingen te verwerpen en erkende regels, zooveel doenlijk, consequent toe te passen.—Verder bestond voor ons de onvermijdelijke noodzakelijkheid, uit twee (of meer) gebruikelijke schrijfwijzen ééne te kiezen en—wat ongetwijfeld het gewichtigste gedeelte van onze taak was—een aantal nog onbeantwoorde vragen, waaronder uiterst belangrijke die nog nooit of slechts ten deele behandeld waren, voor ons zelven te beantwoorden, en de regels, die ons doelmatig voorkwamen, te formuleeren. Om een en ander hebben wij de grondbeginselen, die uit de natuur en de bestemming van het schrift met noodwendigheid voortvloeien, bestendig voor oogen gehouden, en daarbij de natuurwet van alle letterschrift, dat het namelijk de afbeelding der uitspraak behoort te wezen, op den voorgrond geplaatst. (Zie Grondbeginselen § 1–72). De onbevooroordeelde zal uit de volgende beknopte opgave van hetgeen wij voor ons zelven hebben vastgesteld, kunnen zien, dat de wijzigingen in het bestaande betrekkelijk weinig in getal zijn en alle de strekking hebben om de spelling meer met de beschaafde uitspraak in overeenstemming te brengen of haar in andere opzichten regelmatiger te maken, en dat wij bij alles de doelmatigheid hebben beoogd, d.i. van schrift gesproken, duidelijkheid en voorkoming van misverstand.
In het hier volgende overzicht hebben wij de gronden, waarop onze beslissing berustte, slechts even kunnen aanstippen, met verwijzing naar de § § van de Grondbeginselen der Nederlandsche spelling, waar zij breeder ontvouwd zijn.