Читать книгу Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal - L. A. te Winkel - Страница 19
De tongletters d en t.
Оглавление32. Wanneer de s door eene tongletter wordt voorafgegaan, dan is deze de scherpe t; uitgezonderd in den 2den nv. der woorden op d, en in de bijvoegl. nw. en bijwoorden, door aanhechting van sch en s van woorden op d gevormd; en eindelijk in loods (in de beide beteekenissen), in gids en smidse. Ingevolge dezen regel, die op de uitspraak en de afleiding gegrond is, schrijven wij niet alleen trots, scherts, plaats, rots enz. met t, maar ook guts van gieten; knots van knotten; rits, ritsig, verwant met wrijten; gutsen, uit het oudere gussen vervormd, en ritselen van onzekere afleiding. Daarentegen met d: Gods, des kinds, des bloeds, goedsmoeds, steedsch en steeds, gindsch en ginds van gind(er). (Grondbeg. § 99).
33. De woorden op -aard bestaan eigenlijk uit het bijv. nw. hard, gevoegd achter een bijv. of zelfst. nw. Zoo zijn b. v. bloodaard, grijsaard, gulzigaard, gevormd van de bijv. nw. blood, grijs, gulzig, en bankaard van het znw. bank. Die woorden behooren dus met de d van hard geschreven te worden: en daar zij oorspronkelijk samenstellingen zijn, laat het gebruik te recht het grondwoord onveranderd en schrijft lafaard, grijsaard, niet laffaard, grijzaard. Grijnzaard en veinzaard echter zijn tegen den regel van een werkwoord gevormd en uit grijnzer, veinzer verbasterd. Zij kunnen dus niet als samenstellingen beschouwd worden, maar behooren den regel der afleidingen te volgen en (gelijk veinzer, lezer enz.) met de z geschreven te worden. (Grondbeg. § 100).
34. De meervouden ritten en binten bewijzen, dat de d van rijden en binden in de genoemde woorden tot t is verscherpt, gelijk zulks ten aanzien van de d van mede in het voorzetsel met sinds lang algemeen erkend is. De woorden rid, bind en med met d hebben dus feitelijk opgehouden te bestaan, en zijn door rit, bint en met vervangen. Het is derhalve regelmatig ook ritmeester, gebinten en metgezel te schrijven. (Grondbeg. § 102).
35. Dezelfde verscherping heeft de d ondergaan voor het achtervoegsel -nis in de stammen der werkwoorden, die uitgaan op d, voorafgegaan door eene l of n. Ten onrechte heeft men in beeldtenis en verbindtenis eene d ingevoegd, die aan eene afleiding met -te doet denken. De ware spelling is beeltenis en verbintenis, evenals ontstentenis, waarin men nooit eene d heeft geschreven, hoewel het op gelijke wijze afstamt van ontstanden, bijvorm van ontstaan (in den ouden zin van ontbreken). (Grondbeg. § 102).
36. Ofschoon de stofnaam kruit (poeder), wat den oorsprong betreft, hetzelfde woord is als kruid (gewas), is het echter thans door de geheel afwijkende beteekenis voor ons gevoel daarvan gescheiden. Reeds hierom is het wenschelijk, het onderscheid van beteekenis ook in de spelling te doen uitkomen. Daar komt bij, dat het woord in den zin van poeder nu, zoo al niet tot de onverbuigbare, dan toch tot de onverbogen woorden behoort, aan welke de taal liefst de scherpe sluitletter pleegt toe te kennen. Het verkeert in hetzelfde geval als schroot, dat ook eigenlijk schrood luidde (van ’t ww. schroden, snijden), en waarnevens nog schroodbeitel en schroodijzer bestaan. Wij schrijven daarom kruit (poeder), buskruit, rattenkruit, nevens kruid (gewas), kruiden, nieskruid, wormkruid. (Grondbeg. § 127).
37. De woorden op -lei en -hande zijn eigenlijk samenstellingen, waarin het eerste lid in den vrouwelijken 2den nv. staat. Regelmatig gevormd zijn derhalve allerlei, eenerlei, velerlei, menigerlei, twintigerlei en -hande enz. Daarentegen hebben andere, als vierderlei, vijfderlei, zesderlei en -hande, eene d ingelascht, die echter aan de beteekenis niets toedoet. Ten aanzien van twee woorden handelt het gebruik niet eenparig; men vindt tweeërlei, drieërlei (-hande), en tweederlei, driederlei (-hande) geschreven. Het is raadzaam, die onregelmatige vormen te verwerpen en aan de spraakkunstig juiste spelling tweeërlei en drieërlei (-hande) de voorkeur te geven. (Grondbeg. § 93).
38. De spelling Kersdag, Kersfeest, Kersmis enz. maakt die woorden geheel onverstaanbaar. Het ongerijmde van die schrijfwijze komt vooral in kersboom belachelijk uit. De herstelling der t van den naam Kerst (Christus) doet den zin der woorden begrijpen, en verhindert althans aan eene verkeerde afleiding te denken. Wij schrijven daarom Kerstdag, Kerstfeest, Kerstmis, kerstboom enz.—Daarentegen is er geene afdoende reden om in kermis en kerspel de k van kerk weder in te voegen. Sedert de kermissen in ons land niet meer met de feestdagen der kerkpatronen samenvallen, en spel de beteekenis van rechtsgebied verloren heeft, zou de spelling kerkmis en kerkspel deze woorden vooral niet verstaanbaarder maken. Wij behouden daarom de gebruikelijke spelling kermis, kerspel.
39. Reeds in de middeleeuwen onderging het woord liicteken (lijkteeken, d. i. blijkteeken) verbastering en ging over in licteken en litteken. Het veranderde tevens van beteekenis, en dit had eene miskenning van het geheele woord ten gevolge. Men vatte het op als teeken in het vleesch (lijk) en schreef daarom likteeken, hetgeen niet verhinderde dat men voortging litteeken uit te spreken. Daar nu de spelling likteeken zoomin de afleiding als de beteekenis duidelijker maakt, schrijven wij overeenkomstig de uitspraak en het eeuwenoude gebruik: litteeken. (Grondbeg. § 131).