Читать книгу Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal - L. A. te Winkel - Страница 15
De verdubbeling der medeklinkers.
Оглавление17. De medeklinkers worden in het midden van een woord verdubbeld, wanneer de voorafgaande klinker kort is en de lettergreep den vollen of halven klemtoon heeft; b. v. in hebben, vlaggen, dekbedden, opstellen. De regelmatigheid zou dus ook eischen, dat de ch werd verdubbeld in lachchen, lichchaam, echcho enz. Intusschen heeft deze spelling nooit ingang gevonden, en schreef men doorgaans óf lagchen, ligchaam, enz., óf lachen, lichaam. Het was dus noodig, uit die twee gebrekkige schrijfwijzen eene te kiezen, daar aan het invoeren der dubbele ch (lachchen enz.), die eigenlijk de regelmatige spelling zou zijn, wel niet te denken valt. Van die beide gebruikelijke schrijfwijzen is die met de enkele ch nog de minst onregelmatige. Daarom spellen wij lachen, echo, lichaam, richel, tichel, bochel enz. (Grondbeg. § 95).
18. Na eene toonlooze lettergreep is de verdubbeling van den medeklinker niet slechts overtollig, maar zelfs nadeelig voor de uitspraak. Men schrijft wandelen, inboezemen, regenen, beteren, zondigen; de spelling wandellen, zondiggen enz. zou tot eene verkeerde uitspraak aanleiding geven.
Niet eenparig echter handelt men bij de uitgangen -ik, -erik en -it, en schrijft b. v. leeuwerikken, kievitten nevens monniken en diemiten, ofschoon deze woorden onderling en met die op -elen, -emen, -enen en -eren gelijkstaan. Het is dus raadzaam, consequent te schrijven leeuweriken, perziken, botteriken, zwezeriken, kieviten, diemiten, en zoo ook Dokkumer, Gorkumer enz. Alleen op twee woorden is deze regel niet toepasselijk, t. w. op kennissen en vonnissen, die algemeen met ss geschreven worden, naar analogie van geheimenissen, getuigenissen enz., waarin de lettergreep nis niet toonloos is, maar den halven klemtoon heeft. Ook in het meervoud der woorden, uitgaande op -aris (Lat. -arius), wordt de s verdubbeld: archivarissen, commissarissen, notarissen enz.
19. Bij twee verschillende medeklinkers heeft in onze taal geene verdubbeling plaats; spellingen b. v. als kannten, stellten, zooals het Hoogduitsch die in de verbogen vormen der werkwoorden gebruikt, zijn bij ons onbekend. Slechts schijnbaar maken de woorden als wasschen, flesschen, visschen, enz. eene uitzondering. De ch is in de genoemde en alle dergelijke woorden stom geworden, zoodat wasschen, flesschen, visschen enz. eigenlijk hetzelfde is als wassen, flessen, vissen, waarin de s regelmatig verdubbeld wordt. (Grondbeg. § 96).
20. Uit de drie voorgaande § § vloeit de volgende regel voort:
Tusschenletters worden in vier gevallen niet verdubbeld, namelijk:
1. niet achter heldere klinkers en tweeklanken; b. v. in dagen, leven, blijven, huizen enz.
2. niet achter toonlooze klinkers, b. v. in engelen, perziken, kieviten enz.; behalve de s in kennissen, vonnissen en in notarissen enz.
3. niet, wanneer er twee verschillende tusschenletters zijn, met de schijnbare uitzondering bij de sch in wasschen, tusschen enz.
4. niet wanneer de tusschenletter eene ch is; b. v. in lachen, lichaam enz.
21. Het behoeft nauwelijks vermelding, dat deze regels niet van toepassing zijn bij samengestelde en afgeleide woorden, wier deelen onverminkt behooren te blijven. Men schrijft te recht twee d’s, g’s enz. in hoofddeel, waaggeld, uit hoofd en deel, waag en geld; en zoo ook twee l’s in adellijk en middellijk van adel en middel, door aanhechting van het achtervoegsel -lijk. (Grondbeg. § 113).