Читать книгу Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal - L. A. te Winkel - Страница 12

De verdubbeling der klinkletters.

Оглавление

3. In gesloten lettergrepen wordt de lange of heldere klank door verdubbeling van het letterteeken aangeduid: aa, ee, oo, uu; behalve bij de i, wier heldere klank met den vollen of halven klemtoon steeds door ie voorgesteld wordt. Wij schrijven daarom niet alleen baar, beer, boor, buur, enz., maar ook eegaas, raas en vlaas, mv. van de echt Nederl. woorden eega (gade), ra en vla, met eene dubbele a.—Daarentegen zijn de meeste schrijvers gewoon de heldere sluitklinkers in vreemde woorden en eigennamen, als Maria, Hebe, Nero, acacia, echo, niet te verdubbelen, maar den tweeden klinker door het weglatingsteeken (apostrophe) te vervangen: Maria’s, Hebe’s enz. Daar het verkieslijk is den vorm van vreemde woorden en in het bijzonder van eigennamen zooveel mogelijk onveranderd te laten, geven wij aan deze schrijfwijze de voorkeur boven die van Mariaas, Hebees, Neroos, echoos enz., te eer omdat men bij de woorden op i, als Garibaldi, Rubini, toch zoo te werk gaat, en nooit Garibaldiis, Rubiniis schrijft. Wij spellen daarom den 2den nv. van het enkelv. en alle nv. van het meerv. der hier bedoelde woorden met ’s: Maria’s, Hebe’s, Garibaldi’s, Nero’s, acacia’s, echo’s enz. (Grondbeg. § 90).

4. Het behoeft wel geene vermelding, dat wij hier het oog niet hebben op woorden als pendule, Elize, Philippine enz., die op eene toonlooze, niet op eene heldere e uitgaan. De ’ zou daar overtollig zijn en geene weglating aanduiden; daarom schrijven wij Elizes, Philippines, pendules enz.

5. De gebruikelijke onderscheiding van de zoogenaamde zachtlange en scherplange e’s en o’s, met andere woorden, de verdubbeling der scherpe e’s en o’s in opene lettergrepen, b. v. in beenen en boomen, nevens geven en boven, is, o. a. om de redenen in § 2 vermeld, door ons behouden, met de volgende bepalingen, die gedeeltelijk wijzigingen zijn:

1. Alle achtervoegsels, die óf altijd, óf soms den vollen klemtoon hebben, dus niet alleen -eel, en -loos, maar ook -ees, -eesch en -eeren worden steeds met den dubbelen klinker geschreven. Wij spellen derhalve houweelen, penseelen, personeele, Chineezen, Japanneezen, Chineesche, Siameesche, waardeeren, regeeren, waardeering, regeering, goddelooze, redeloozen enz. (Grondbeg. § 77–79).

2. De aangenomen regel, dat in vreemde woorden de e’s en o’s, behalve die welke in den boezem onzer eigene taal uit ai en au ontstaan zijn, met eene enkele e en o geschreven worden, b. v. in lelie, menie, olie, rozen enz., wordt door ons consequent toegepast. Wij verwerpen dus de willekeurige uitzondering van kroon, troon en toon (in de muziek), en schrijven regelmatig ook kronen, tronen, tonen.

Evenzoo blijven wij aan het beginsel getrouw ten aanzien van de uitzondering der o’s uit au, en schrijven niet alleen mooren, poozen enz., maar ook koozen, liefkoozen (lat. causari) met oo.

3. Met de e’s en o’s in samengetrokken lettergrepen handelt men veelal niet consequent. Zoo schrijft men leeman (ledeman), leeren (lederen), streelen (stregelen), gedwee (gedwede), slee (slede), oolijk (oodelijk); maar daarentegen preken (prediken), kwelen (kwedelen), veren (vederen), kwe (kwede), doren (doderen); terwijl men ten opzichte van andere woorden, als ceelen (van cedel), het ww. onweeren (van onweder) enz., in onzekerheid verkeert en in de woordenboeken geene aanwijzing vindt. Het is buiten twijfel raadzaam, alle dergelijke samentrekkingen met ee en oo te schrijven, dewijl de dubbele letter het best geschikt is om den gerekten klank voor te stellen, die door samentrekking noodwendig ontstaat. Derhalve niet alleen leeman, leeren (lederen), streelen, gedwee, slee (slede), oolijk, maar ook preeken, preeker, kweelen, veeren, kwee, dooren, ceelen, onweeren enz.

4. Doordien de zachte en scherpe e’s en o’s in het Hollandsche dialect, dat in de schrijftaal den toon geeft, niet meer duidelijk onderscheiden worden, en sommige woorden ook elders niet op overeenstemmende wijze worden uitgesproken, zoo is er ten aanzien van enkele woorden onzekerheid en verwarring ontstaan, waaruit alleen de afleiding uitkomst kan geven. Bepaaldelijk bestaat die verwarring soms bij verschillende, maar nagenoeg gelijkluidende woorden. Daar nauwkeurig onderscheiden de eerste voorwaarde van juiste kennis is, hebben wij gemeend niet te mogen medewerken tot bestendiging van zulke verwarringen, en onderscheiden wij daarom niet alleen weken en weeken, lenen en leenen, kolen en koolen, roven en rooven enz., maar om dezelfde redenen ook

beren (verscheurende dieren) van beeren (varkens, waterkeeringen, muurstutten en heiblokken); delen (planken en dorschvloeren) van deelen (gedeelten); sleepen (voorttrekken) van slepen (gesleept worden); klooven (doen splijten) van kloven (mv. van kloof en verl. tijd van kluiven); slooven (voorschooten) van sloven (sukkels en als ww. sukkelen); tonen (in de muziek) van toonen (werkw. en mv. van toon = teen); zoogen (laten zuigen) van zogen (verl. tijd van zuigen).

Hoe nuttig echter het onderscheiden van gelijkluidende woorden ook is, het mag niet op willekeur berusten, maar moet in de taal, in de afleiding gegrond zijn. Waar zulk een grondslag ontbreekt, mag men de onderscheiding alleen in gevallen van uiterste noodzakelijkheid erkennen. Zoo heeft men ten onrechte een onderscheid gemaakt tusschen keelen (in de bouwkunde) en kelen (halzen), tusschen meeren (een schip vastleggen) en meren (mv. van meer). De taal eischt in beide gevallen meren met ééne e, terwijl keel in de bouwkunde, en zoo ook in de wapenkunde als benaming der roode kleur, geen ander woord is dan keel (hals), zoodat men zonder onderscheid kelen te schrijven heeft. Daar eene verwarring van het ww. meren met het mv. van (een) meer, en van keel als bouwkundig ornament met keel als lichaamsdeel niet te vreezen is, zoo hebben wij zonder aarzelen de grammatisch goede schrijfwijze tot de onze gemaakt.

Evenzeer eischte de consequentie, met afwijking van de gebruikelijke spelling, de volgende woorden aldus te schrijven: deemoedig, deesem, eega, hoonen en vroolijk; maar dwepen, hepen (handbijlen), keren (vegen), droge, drogen. Die spelling wordt door den oorspronkelijken vorm dezer woorden gebiedend voorgeschreven.

6. Bij het bepalen van de natuur der e’s en o’s in gevallen, waar verschil of onzekerheid bestond, hebben wij ons door de afleiding laten besturen, hetgeen door enkele beoordeelaars verkeerd is opgevat en ten onrechte voorgesteld als eene diep ingrijpende verandering, waardoor de vocaalspelling veel moeilijker zou geworden zijn. Bij eenig nadenken blijkt die voorstelling onjuist te wezen. De gebruikelijke spelling berust op het verschil in de uitspraak der e’s en o’s; en daar dit verschil een gevolg is van den ouderen vorm der woorden, moet het raadplegen der afleiding tot dezelfde uitkomsten leiden als het waarnemen der uitspraak; alleen met dit onderscheid, dat de afleiding ook beslist omtrent die woorden, bij welke de uitspraak niet beslissen kan, t. w. dezulke, wier uitspraak niet overal dezelfde is, of die niet tot de volkstaal behooren. De spelling wint dus voor den taalbeoefenaar in wetenschappelijke juistheid, terwijl voor het groote publiek de toestand dezelfde blijft, daar men bij de gebruikelijke spelling evenzeer genoodzaakt was woordenlijsten te raadplegen.

Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal

Подняться наверх