Читать книгу Anna Karenina - Leo Graf Tolstoy - Страница 17

XIV.

Оглавление

Inhoudsopgave

Het bal was juist begonnen, toen Kitty met haar moeder de treden van de breede trap besteeg, die met zeldzame gewassen en gepoederde lakeien in roode rokken bezet en met licht overgoten was. Uit de zalen klonk hen een gelijkmatig gegons als van een bijenzwerm te gemoet, en terwijl zij in de kleedkamer, tusschen de hooge potgewassen, voor den spiegel haar kapsel en kleeding in orde brachten, ruischten de eerste tonen van het orkest voor den eersten wals. Een oud heer in burgerkleeding, die voor een anderen spiegel de aschgrauwe haren aan zijn slapen gladstreek en een wolk van heerlijke geuren om zich heen verspreidde, trad ter zijde om haar den weg vrij te laten en zag vol bewondering tot de hem blijkbaar onbekende Kitty op. Een jongeling, zonder baard, met buitengewoon laag uitgesneden vest, een van die, welke de oude vorst Tscherbatzky melkmuilen noemde, maakte een buiging, ging voorbij, maar keerde terstond weer om en engageerde Kitty voor een quadrille. De eerste quadrille was reeds aan Wronsky beloofd, dus werd de tweede gegeven. Een officier stond aan de deur en bewonderde, terwijl hij zijn handschoenen toeknoopte, de rooskleurige Kitty.

Hoewel kapsel en toilet en alle voorbereidselen voor het bal Kitty veel moeite en hoofdbrekens hadden veroorzaakt, trad zij nu, in het met kunst en smaak vervaardigde tullen kleed op rooskleurigen ondergrond, zoo natuurlijk en vrij op, alsof al die strikken, kanten en kleine versieringen geen opmerkzaamheid hadden vereischt en of zij in deze tulle, met de hooge frisuur en de prachtige donkere roos daarin, was geboren. Het geluk had voor Kitty meegewerkt. Het kleed benauwde haar nergens; de strikken waren niet verkreukeld of losgegaan; de hooggehakte schoenen zaten gemakkelijk; de dikke pouffen blond haar zaten zoo vast op het bevallig hoofd als haar eigen; alle knoopjes van haar lange handschoenen lieten zich gemakkelijk vastmaken en sprongen niet af; het zwart fluweelen lint met medaillon stond prachtig. Toen zij zich in den spiegel had bewonderd, gevoelde zij welk een waarde dit fluweelen lint had; aan al het andere was nog twijfel mogelijk, maar dit lint was betooverend. Kitty voelde in haar onbedekte schouders en armen marmerkoude, een gevoel, dat haar bijzonder aangenaam was. Hare oogen schitterden en haar roode lippen lachten in het bewustzijn harer eigen bekoorlijkheid.

Nauwelijks had zij de zaal betreden, of zij werd voor een wals geëngageerd en wel door den besten cavalier, den eersten der balhierarchie, den beroemden directeur en ceremoniemeester, Gregor Korszunsky, een schoon en deftig gehuwd man. Juist had hij gravin Bonin, met wie hij den eersten wals had gedanst, verlaten, toen hij de binnentredende Kitty gewaar werd, en terstond ijlde hij naar haar toe met den aan alle baldirigenten eigen zwevende danspas, boog voor haar en zonder haar antwoord af te wachten, legde hij den arm om haar slanke taille.

"Hoe gelukkig, dat u juist ter rechter tijd is gekomen! Het is anders geen manier van doen, zoo laat te komen! 't Is waarlijk een ontspanning met u te walsen, u danst zoo heerlijk licht en zoo juist op de maat." Hetzelfde complimentje stak hij bij alle bekenden af. Zij glimlachte over zijn lof en begon over zijn schouders heen in de zaal rond te kijken. Zij was niet meer een van die nieuwelingen, voor wie de geheele omgeving tot een enkelen tooverachtigen indruk versmelt; ook behoorde zij niet tot diegenen, die van het eene bal naar het andere gesleept waren en alle aanwezigen tot vervelens toe kenden; zij stond juist tusschen die beide in, zij gevoelde zich opgewekt en kon zich reeds genoeg beheerschen om opmerkingen te maken.

Zij zag, dat de elite van het gezelschap zich in een hoek der zaal had gegroepeerd. Daar bevond zich de gastvrouw, verder de tot in het onmogelijke gedecolleteerde, schoone Lydia, Korszunsky's vrouw! daar blonk de kale schedel van Kriwin, die altijd daar was, waar zich de elite bevond; daarheen zagen alle jongelieden zonder een toenadering te durven wagen en daar vonden haar oogen Stiwa en de bevallige gestalte en het bekoorlijk gelaat van Anna Karenina.—Hij was daar ook. Kitty had hem sinds den bewusten avond, dat zij Lewin had afgewezen, niet meer gezien. Met haar scherpen blik herkende zij hem dadelijk en bemerkte zelfs, dat hij haar aanzag.

"Nog een toer? U zijt toch niet vermoeid?" vroeg Korszunsky buiten adem.

"Neen, ik dank u."

"Waarheen zal ik u dan geleiden?"

"Ik geloof, dat mevrouw Karenina hier is. Wees zoo goed mij bij haar te brengen."

"Zooals u beveelt," en Korszunsky walste langzaam recht door de verschillende groepen naar den linker hoek der zaal heen, terwijl hij telkens riep: "Pardon medames! Pardon messieurs;" en zoo laveerde hij tusschen al die strikken en slepen door zonder ook maar een tipje daarvan aan te roeren en draaide zichzelf en zijn dame vlug met korten zwaai rond, zoodat haar sleep Kriwins knieën als een waaier bedekte. Toen nam hij met een diepe buiging haar hand en geleidde haar naar Anna Arkadiewna. Anna was niet, zooals Kitty het haar voorgesteld had, in 't lila gekleed, maar zij droeg een zeer laag uitgesneden zwart fluweelen japon, die haar ronde als uit ivoor gesneden, prachtige schouders, alsook haar volle armen met de smalle, kleine handen voordeelig deed uitkomen. Door haar prachtig zwart haar was een krans van violen geslingerd en zulk een krans kwam ook aan den gordel tusschen de witte kant uit te voorschijn. Het glanzige haar was eenvoudig in elkander gestrengeld en krullende lokjes kwamen aan hals en slapen te voorschijn. Om den blanken hals droeg zij een streng echte paarlen.

Kitty had Anna elken dag gezien, maar nu bemerkte zij, dat zij haar nog niet in haar volle schoonheid kende. Zij zag haar nu in een onverwachten glans en nu eerst begreep zij, dat Anna's eigenaardige schoonheid daarin bestond, dat bij haar minder het toilet dan zij zelf in het oog viel. Het zwarte kleed met de prachtige kant was slechts een lijst, waarin zij zelf te zien was: eenvoudig, gedistingueerd, natuurlijk en daarbij levendig en opgewekt.

Zij stond daar steeds in buitengewoon rechte houding en toen Kitty de kleine groep naderde, sprak zij juist met den gastheer, het hoofd eenigszins naar hem heen gebogen. Zij wendde zich terstond met een lief, welwillend lachje tot Kitty. Een vluchtige, echt vrouwelijke blik gleed over Kitty's toilet en een nauwelijks merkbare, voor deze echter goed verstaanbare beweging met het hoofd gaf de goedkeuring over haar schoonheid en toilet te kennen.

"Gij komt reeds als dansend de zaal binnen!" sprak zij.

"Dit is een mijner getrouwste helpsters," sprak Korszunsky, terwijl hij zich voor Anna, die hij nog niet gegroet had, boog. "De prinses helpt het bal opluisteren. Anna Arkadiewna, ik solliciteer om een walstoer," voegde hij er bij.

"Gij kent elkander dus al?" vroeg de heer des huizes.

"Wie ken ik niet? Mijn vrouw en ik zijn als de witte wolven: allen kennen ons!" antwoordde Korszunsky. "Een walstoer, Anna Arkadiewna!"

"Ik dans niet, als ik het eenigszins vermijden kan," antwoordde zij.

"Heden is het evenwel niet te vermijden," zeide Korszunsky.

Op dat oogenblik trad Wronsky naderbij. "Nu, als het dan zijn moet, dan dansen wij!" zeide zij en legde dadelijk, zonder op Wronsky's groet te letten, de hand op Korszunsky's schouder.

"Waarom is zij ontevreden op hem?" dacht Kitty, die opgemerkt had, dat zij opzettelijk Wronsky's groet voorbij zag.

Wronsky ging naar Kitty toe, herinnerde haar aan de eerste quadrille en gaf zijn leedwezen te kennen, dat hij zoo lang het genoegen niet had gehad haar te zien. Kitty bespeurde in zijn wezen iets bizonders, alsof hij nog meer terughoudend en hoffelijk was geworden; zij luisterde naar zijn woorden en zag met bewondering naar de dansende Anna. Zij verwachtte, dat hij haar ten dans zou vragen, maar hij deed het niet, en het werd haar deswege ietwat onbehagelijk. Zij zag hem vragend aan; hij bloosde en haaste zich haar te engageeren. Maar nauwelijks had hij zijn arm om haar fijne taille gelegd en deden zij den eersten pas, toen de muziek plotseling ophield. Kitty zag in zijn gelaat, dat zoo dicht bij haar was, en nog vele jaren later sneed haar deze blik vol liefde, waarmede zij hem aangezien had en die hij onbeantwoord had gelaten, met kwellende schaamte door het hart.

"Pardon! Pardon! Walsen!" riep Korszunsky aan de andere zijde der zaal, en terwijl hij de eerste de beste dame omvatte, begon hij weer te dansen.

Wronsky en Kitty danste eenige malen rond. Toen ging Kitty naar haar moeder en nauwelijks had zij eenige woorden met gravin Nordston gewisseld, toen ook Wronsky kwam om haar voor de quadrille af te halen.

Onder deze quadrille werd niets van belang gesproken; slechts eenmaal maakte het gesprek eenigen indruk op haar, toen hij vroeg, of Lewin nog hier was en er bij voegde, dat hij hem zeer bevallen was. Maar Kitty verwachtte ook niets meer van de quadrille. Zij wachtte met een beklemd hart op de mazurka. Bij deze, dacht zij, moest zich alles beslissen. Zij was zoo overtuigd, dat hij, zooals op vroegere bals, ook nu met haar de mazurka zou dansen, dat zij reeds vijf andere heeren had afgewezen.

Toen zij een der laatste quadrilles danste met een vervelend heer, dien zij niet had kunnen afwijzen, kwam zij juist vis à vis Wronsky en Anna. Zij was sedert de eerste maal niet meer met Anna saamgekomen en zag haar nu plotseling weer in een geheel nieuwen en onverwachten toestand. Zij aanschouwde in Anna de haar zelf zoo wel bekende teekenen der opgewondenheid van vervulde hoop; zij zag haar bedwelmd door verrukking; zij zag den opvallenden glans in haar oogen en den lach van geluk en levenslust, die onwillekeurig haar lippen omspeelde; zij zag de gracieuse zekerheid en lichtheid harer bewegingen.

"Wie?" vroeg Kitty zich zelf: "Allen of maar een enkele?" en zonder den zich aftobbenden jongeling, die met haar danste, te helpen—ofschoon hij den draad van het gesprek verloren had en niet weer kon vinden—en terwijl ze werktuigelijk de luide commando's volgde, sloeg zij onafgebroken Anna gade, en haar hart kromp meer en meer ineen.

"Neen, dat is niet de bewondering der menigte, die haar bedwelmt, het geldt slechts éénen en deze ééne is hij! Is het mogelijk? Is hij het?"

Telkens als hij met Anna sprak, lichtten haar oogen in vroolijken glans. Maar wat deed hij dan? Kitty zag hem aan en verschrok. Zij zag bij hem datgene, wat zij in den spiegel in haar eigen gelaat zag. Waar was zijn kalme en vaste houding gebleven? Waar de uitdrukking van zorgelooze gelijkmoedigheid in zijn gelaat? Neen! Nu, telkens als hij zich tot Anna keerde, boog hij het hoofd, als wenschte hij voor haar neer te vallen en in zijn blik lag slechts de uitdrukking der innigste liefde, gepaard met angstige beklemdheid. "Ik wil u niet beleedigen, maar ik zou mij zelf willen redden en geef niet toe!" zoo sprak elk zijner blikken.

Het geheele bal, de geheele wereld werd voor Kitty's ziel met een nevel bedekt. Slechts de strenge school harer opvoeding, die zij was doorgegaan, hield haar staande om te kunnen doen, wat men van haar verwachtte, dat was, dansen, op alle vragen antwoorden, spreken, zelfs lachen. Maar voor het begin van den cotillon, toen men reeds de stoelen terecht zette en zich eenige paren uit de groote naar de kleine zaal begaven, werd Kitty een oogenblik door angst en vertwijfeling overvallen. Vijf heeren had zij afgewezen en nu had zij geen danser; er was zelfs geen hoop meer, dat zij nog gevraagd zou worden, juist omdat zij altijd zoo gezocht geweest was en het niemand kon invallen, dat zij nog vrij zou zijn. Zij moest haar moeder zeggen, dat zij ongesteld was en naar huis moest; maar daartoe had zij den moed niet; zij gevoelde zich als vernietigd.

Zij ging een klein salon binnen en gleed op een stoel neder. Het luchtige kleed golfde als een wolk om haar fijne taille; de eene arm lag krachteloos in de vouwen van de rosa-tunica neder; de andere hield den waaier en verkoelde met een korte, snelle beweging haar gloeiend gelaat. Maar in weerwil van deze gelijkheid met een vlinder, die zich zoo even op een grashalm heeft neergezet en gereed is de bonte vleugels weer te openen en verder te fladderen, benauwde een ontzettende vertwijfeling haar het hart. "Wellicht vergis ik mij! Misschien is het volstrekt niet zoo!" Maar nogmaals ging voor haar innerlijk oog alles voorbij, wat zij gezien en gevoeld had, en zij kon niet meer twijfelen.

"Kitty, wat is dat nu?" vroeg gravin Nordston, die haar over het dik tapijt onhoorbaar genaderd was; "ik begrijp dat niet!"

Kitty's onderlip beefde; zij richtte zich dadelijk op.

"Kitty, gij danst den cotillon niet mede?"

"Neen, neen," antwoordde Kitty met een door tranen verstikte stem.

"Hij heeft haar in mijn tegenwoordigheid voor den cotillon geëngageerd," zeide de gravin Nordston, die wist, dat Kitty begreep, wie "hij" en "zij" waren: Zij zeide: "danst gij dan niet met prinses Tscherbatzky?"

"Och, 't is mij alles hetzelfde!" antwoordde Kitty. Niemand als zij zelf begreep haar toestand, niemand wist, dat zij eerst gisteren een man, die zij wellicht beminde, had afgewezen en daarom had afgewezen, omdat zij aan een anderen geloofde. Gravin Nordston zocht Korszunsky op, met wien zij zelf anders den cotillon zou gedanst hebben, en beval hem Kitty te engageeren. Korszunsky en Kitty dansten als eerste paar en tot haar geluk behoefde zij niet veel te spreken, want Korszunsky had genoeg te loopen en te ordenen; Wronsky en Anna zaten bijna tegenover hen. Zij zag hen van verre en zag hen als zij in den dans haar meer nabij kwamen, en hoe meer malen zij hen zag, des te meer werd zij overtuigd, dat haar ongeluk was voltooid. Zij zag, dat zij zich in de volle zaal geheel alleen gevoelden, en op Wronsky's anders zoo zelfbewust en vast gelaat zag zij nu een treffende uitdrukking van wankelmoedige onderworpenheid, gelijk aan de uitdrukking van een schranderen, zich schuldig gevoelenden hond.

Anna lachte, en haar lachen deelde zich aan hem mede; werd zij nadenkend, dan werd hij ernstig; een bovennatuurlijke kracht kluisterde Kitty's blik aan Anna; zij was verrukkelijk in haar eenvoudig zwart kleed; verrukkelijk waren haar met rijke braceletten omsloten armen, verrukkelijk haar hals met parelsnoer, verrukkelijk de lokken van haar een weinig losgegane frisuur, verrukkelijk haar bevallige, lichte bewegingen, verrukkelijk het schoon gelaat in zijn levendigheid; maar er was iets verschrikkelijks en vreeswekkends in al deze bekoorlijkheid gelegen.

Kitty bewonderde haar nog meer dan vroeger, maar deze bewondering veroorzaakte haar geen vreugde, maar kwelling. Zij gevoelde zich vernietigd en haar gelaat drukte dat ook uit. Haar oogen stonden dof en haar wenkbrauwen waren opgetrokken. Toen Wronsky haar in den cotillon ontmoette, werd hij door haar aanblik getroffen; hij herkende haar nauwelijks.

"Een allerprachtigst bal," zeide hij, om slechts iets te zeggen.

"Ja," antwoordde zij.

Midden in den cotillon moest Anna, om een nieuwe door Korszunsky uitgevonden, gecompliceerde figuur uit te voeren, in het midden van den kring treden; zij nam twee heeren en riep Kitty en een dame tot zich. Kitty naderde haar en zag haar schuchter aan. Anna zag haar met toegeknepen oogen aan en drukte lachend haar hand; maar toen zij bemerkte, dat Kitty's gelaat slechts met een uitdrukking van verwondering en twijfel haar lachen beantwoordde, wendde zij zich van haar af en begon opgewekt met de andere dame te spreken.

"Ja, er is iets vreemds, duivelsch en verrukkelijks in haar!" zeide

Kitty bij zich zelf.

Anna wilde niet op het souper blijven, hoezeer de gastheer haar ook drong. "Neen, ik blijf niet," antwoordde zij beslist. Wronsky stond naast haar en zweeg. Zij keerde zich naar hem om. Hoewel zij hem slechts eenige malen gezien had, gevoelde zij toch, dat tusschen hem en haar een verleden vol beteekenis lag.

"Neen, ik heb op dit eene bal bij u al meer gedanst, dan den geheelen winter in Petersburg," zeide zij; "ik moet voor de afreis nog wat rusten."

"U reist dus morgen bepaald af?" vroeg Wronsky.

"Ja, dat denk ik!" antwoordde Anna, alsof zij zich over zijn koene vraag verwonderde. Maar een onwillekeurig en trillend licht in haar oogen en haar zenuwachtig lachje verzengde hem, terwijl zij dat zeide.

Anna bleef niet op het souper, maar reed aanstonds weg.

Anna Karenina

Подняться наверх