Читать книгу Anna Karenina - Leo Graf Tolstoy - Страница 19

XVI.

Оглавление

Inhoudsopgave

Het was een groot en uitgestrekt oud gebouw, en hoewel hij het alleen bewoonde, gebruikte en verwarmde hij het geheele huis. Hij wist, dat het dwaas, dat het ook niet goed en dat het vooral met zijne nieuwe voornemens in strijd was, maar dit huis was voor hem de geheele wereld, het was die wereld, waarin zijn ouders geleefd hadden, en gestorven waren. Het leven dat zij geleid hadden, was voor Lewin het ideaal des levens, dat hij gedroomd had met zijn vrouw en zijn familie te vernieuwen.

Lewin kon zich zijn moeder nauwelijks herinneren. De gedachte aan haar was hem een heilig aandenken, en zooals haar beeld in zijn ziel was geprent, stelde hij zich zijn toekomstige vrouw voor.

Toen hij het kleine salon, waar hij gewoon was thee te drinken, was binnengetreden, zette hij zich in zijn leunstoel neder en Agasija Michailowna zette zich, toen ze de thee gebracht had, bij het venster. Nu kwam hij tot het bewustzijn, dat hij zonder zijn hoop en zijn droomen niet kon leven; met haar of met een andere, maar het moest zoo zijn. Hij las in het boek, dacht over het gelezene na, hield ook dikwijls op om naar Agasija's onophoudelijk gebabbel te luisteren en te gelijk rezen beelden uit zijn werkkring en uit zijn toekomstig familieleven, geheel zonder samenhang, voor zijn geest. Het boek, dat hij las, was dat van Tyndall "Over de warmte." "Dat over de kometen is onwaar, hoewel men 't met genoegen leest," dacht hij. Plotseling viel hem een aangenamer gedachte in: "Over twee jaar kan ik onder mijn kudde twee Hollandsche koeien hebben, twaalf jonge dochters van Berkus, den bul, en Pawa kan dan ook nog leven, en deze drie er bij—prachtig!" Hij nam het boek weer ter hand. "Nu goed! electriciteit en warmte zijn een en hetzelfde! Zou het ook stelkunstig mogelijk zijn een oplossing te vinden door voor de eene van die grootheden de andere te stellen? Neen. Dat doet er echter ook niets toe!… Bizonder aangenaam zou het zijn, als dat kalf van Pawa al een groote koe was, en die andere drie nog daar bij—Prachtig! En als ik dan met mijn vrouw den veestapel ga bezichtigen, zegt mijn vrouw tot de gasten: dit kalf hebben Kostja en ik zelf groot gebracht."—"Hoe kunt ge daar genoegen in vinden?" vraagt een der gasten. "Alles wat hem genoegen doet, doet ook mij genoegen…. Maar wie is zij? In Moskou is iets ernstigs voorgevallen…. Maar wat er aan te doen? Ik heb er geen schuld aan…. Maar nu wil ik een nieuw leven beginnen…. 't Zal echter nauwelijks mogelijk zijn; mijn vorig leven zal het beletten. Doch leven als tot hiertoe? Ja, maar beter, veel beter!"

Hij leunde met het hoofd achterover en dacht na. De oude Laska, die de vreugd over de terugkomst van zijn meester nog niet kon inhouden en eerst naar buiten geloopen was om daar eens goed uit te blaffen, kwam nu kwispelstaartend binnen en schoof den kop onder zijn hand om gestreeld te worden.

"Het spreken ontbreekt er maar aan en hij is toch maar een boerenhond," zei Agasija. "Maar hij begrijpt, dat zijn meester thuis gekomen en niet goed geluimd is."

"Waarom zou ik niet goed geluimd zijn?"

"Alsof ik dat niet zou kunnen zien, vadertje! Ik moet mijn heerschap toch wel hebben leeren kennen. Het is zoo erg niet, vadertje, als men maar gezond en rein van hart is."

Lewin zag haar nadenkend aan, terwijl hij zich verwonderde, dat zij zoo zijn gedachten had kunnen raden.

"Ik zal u nog wat thee geven," sprak zij, terwijl zij zijn kopje nam en de kamer verliet.

Laska drukte nog steeds den kop tegen zijn hand. Hij streelde den hond en ten teeken, dat nu alles in orde was, vlijde deze zich terstond aan zijn voeten neer en verzonk in zalige rust. Lewin beschouwde de bewegingen van het dier.

"Zoo was 't ook met mij! Maar 't is niets! Alles kan nog goed worden!"

Anna Karenina

Подняться наверх