Читать книгу Anna Karenina - Leo Graf Tolstoy - Страница 18

XV.

Оглавление

Inhoudsopgave

Na den avond vol kwelling bij de Tscherbatzky's was Lewin onmiddellijk naar het telegraafkantoor gereden en zond een telegram naar huis, dat men hem den volgenden dag van het station zou afhalen. Nadat hij van zijn broeder Sergei afscheid had genomen, verliet hij Moskou den volgenden morgen en was 's avonds reeds weer te huis.

Onderweg en ook reeds te Moskou had hem een verwarring van denkbeelden, een ontevredenheid met zich zelf, een zeker gevoel van schaamte bevangen; maar toen hij aan zijn station uitstapte en zijn eenoogigen koetsier Ignat in den opgeslagen kraag van zijn kaftan gedoken zag staan; toen hij bij het zwakke lichtschijnsel uit de stationsvensters zijn slede en zijn paarden herkende, en toen Ignat, terwijl hij in de slede plaats nam en zich warm in zijn reisdeken hulde, hem verhaalde, dat de nieuwe werkopzichter was aangekomen, en dat de koe Pawa gekalfd had, verdween het gevoel van schuwheid en ontevredenheid. Hij gevoelde, dat hij weer zich zelf was; alleen wilde hij nu beter worden; hij besloot in de eerste plaats niet meer op een buitengewoon geluk, zooals hij gedacht had in een huwelijk te zullen vinden, te hopen, en derhalve wilde hij ook het tegenwoordige niet meer verachten; en eindelijk wilde hij zich niet meer door een zinnelijken hartstocht laten medeslepen. Daarna herinnerde hij zich ook een gesprek over communisme, en terwijl hij gister nog vluchtig daarover heen was geloopen, dacht hij er nu ernstig over na, en ofschoon hij ook elke omwenteling op oeconomisch gebied voor onzin hield, kwam hem nu toch zijn overvloed tegenover de armoede des volks als onrechtmatig voor, en hoewel hij tot hiertoe veel gewerkt en eenvoudig geleefd had, besloot hij voortaan nog meer te werken en zich nog minder weelde te veroorloven.

Met het verfrisschend gevoel van de hoop op een nieuw, beter leven naderde hij 's avonds ten nege ure zijn huis. Uit de vensters der kamer van Agasija Michailowna, de oppasster zijner jeugd, thans zijn huishoudster, viel het licht op de besneeuwde voorplaats van het huis. Zij sliep, dus nog niet. De door haar gewekte Kusma ijlde barrevoets en slaapdronken naar de buitentrap. De patrijshond Laska drong zich kwispelstaartend tegen zijn knieën, ging op de achterpooten staan, maar waagde het niet, zooals hij gaarne zou gedaan hebben, de voorpooten tegen zijn borst te zetten.

"Wat zijt gij spoedig terug gekomen, vadertje!" zeide Agasija.

"Het was er vervelend, Agasija Michailowna! Ginds is het schoon, maar t'huis nog beter!" antwoordde hij en ging naar zijn kamer.

Het vertrek werd nu door een binnengebrachte lamp verlicht; alle hem zoo wel bekende voorwerpen, die zich daarin bevonden, werden nu zichtbaar; het gewei van een koningshert, de boekenplank, de kachel, die lang gerepareerd had moeten worden, de sofa en daarvoor de groote tafel met een opengeslagen boek, een gebroken aschbeker en daarnaast een door hem zelf beschreven schrijfboek. Toen hij dit alles zag, beving hem voor een oogenblik de twijfel aan de mogelijkheid om een nieuw leven te beginnen, zooals hij dat onderweg gedroomd had; 't was hem of al deze getuigen van zijn vroeger leven hem omringden en zeiden: "Neen, gij wordt ons niet afvallig en wordt geen ander mensch! Gij blijft, die gij waart, met uw twijfel en uw bestendig wantrouwen tegen u zelf, met de ijdele voornemens om u te verbeteren en met uw eeuwig hopen op een geluk, dat voor u is weggelegd."

"Onzin," sprak hij luid tot zich zelf, ging naar een hoek, waar hij twee gewichten had staan, hief ze op en begon gymnastische oefeningen. Hij hoorde voetstappen voor de kamerdeur. Toen zette hij de gewichten dadelijk weer op hun plaats.

De rentmeester trad binnen en meldde, dat alles, Goddank, in orde was, maar hij liet er terstond op volgen, dat de boekweit in de nieuwe droogkamer wat was aangebrand. Dit bericht ergerde Lewin. Deze droogkamer was door hem zelf gebouwd naar een ten deele zelf gevonden nieuw plan. De rentmeester was er altijd tegen geweest en meldde nu met een geheim leedvermaak, dat de boekweit was verbrand. Lewin was stellig overtuigd, dat zoo ze verbrand was, hiervan de oorzaak alleen was gelegen in het verzuim om de noodige maatregelen te nemen; dit ergerde hem en hij liet dit den opzichter gevoelig blijken.

Maar er had nog een andere gewichtige en blijde gebeurtenis plaats gegrepen. Pawa, zijn beste en prachtigste koe, die hij op een tentoonstelling gekocht had, had gekalfd.

"Kusma, geef me mijn pels! en neem gij een lantaarn; ik wil ze eens gaan zien."

De stal voor de fokkoeien was dicht bij het huis. Lewin ging den stal in, bekeek Pawa en zette het kalf op zijn lange, waggelende pooten. De angstige Pawa begon te bulken, maar werd, zoodra Lewin haar het kalf weer toeschoof, rustig en begon toen met haar ruwe tong het kalf te likken. Dit stak den kop zoekend onder zijn moeders buik en kwispelde met den staart.

"Licht toch eens goed bij, Fedor! Hier met de lantaarn." zeide Lewin, terwijl hij het kalf bezichtigde. "Precies als de moeder, ofschoon in kleur op den vader gelijkend! Prachtig! Lang en mooie breede schoften! Nietwaar, Wassili Fedoritsch?" zoo wendde hij zich tot den rentmeester, terwijl hij uit blijdschap om het kalf de ramp met de boekweit geheel vergat.

"Hoe zou het ook leelijk kunnen zijn?" was het antwoord. "En Simeon, de opzichter, is dadelijk den dag na uw afreis gekomen. Wij moeten met hem afrekenen. Over de machine heb ik u al vroeger gesproken."

Deze aangelegenheid verplaatste Lewin weer terstond te midden van zijne groote en ingewikkelde landhuishoudelijke zaken; uit den stal ging hij dadelijk naar het kantoor, en nadat hij met den rentmeester het dringendste had besproken, ging hij naar boven naar het salon.

Anna Karenina

Подняться наверх