Читать книгу Eline Vere: Een Haagsche roman - Louis Couperus - Страница 13
I.
ОглавлениеEline Vere was de jongste der beide zusters, donkerder van haar en oogen, slanker, minder rijk van vormen. Haar schaduwvolle, zwartbruine blik, bij de geämberde bleekheid van haar tint en het kwijnende van sommige heurer gebaren, gaven haar iets van een loome odàliske, die droomde. Die schoonheid verzorgde zij zeer, als een dierbaar juweel, dat men laat fonkelen en flonkeren, en deze aanhoudende zorg deed haar als verlieven op wat zij bevalligs aan zich vond. Minuten lang kon zij zich spiegelen, glimlachend met de fijne punt van den roziggenagelden vinger de lijn van wenkbrauw en wimper streelend, zich de oogleden een weinig amandelvormig vertrekkende, of heure bruine haren woest om zich heen warrelende, in de houding eener schalke zingara. Haar toilet verstrekte haar eene onophoudbare moeite, een voortdurende, zeer ernstige overpeinzing, waarbij zich lichte kleuren met sierlijke vormen harmonieerden tusschen het emailachtige tintelen van satijn en het in warme schakeeringen wisselen van peluche, omwolkt door eene apotheoze van tulle en gaas, mousseline en kant. De lichte druppel, trillende onder de facetten van den brillant aan haar ringvinger, wekte, met den verwelkenden geur van een sachet, eene aangename gewaarwording van fijne weelde, iets zeer vrouwelijks en weeks in haar op.