Читать книгу Eline Vere: Een Haagsche roman - Louis Couperus - Страница 14

II.

Оглавление

Inhoudsopgave

Eenigszins droomerig en romantisch van natuur dacht zij zich soms, in loome buien, met zekeren wellust, hare kinderjaren terug, en stapelde zij allerlei kleine heugenissen uit dien tijd op elkaâr, als dierbare reliquieën. Dan verfrischte en verfraaide zij, willens en wetens, die verflauwde heugenissen met idealistisch-teêre tint. Van tijd tot tijd zich ze weder voor den geest roepend, vergat zij wat historisch, wat fantastisch er aan was, en kon, met stellige zekerheid, de eene of andere nietige epizode van vroeger dagen, aldus gepoëtizeerd, verhalen. Betsy, met practischen waarheidszin, dong aanstonds, of zij er zeker van was of niet, op alles, wat slechts naar verheerlijking zweemde, af, en Eline, in eene behagelijke melancholie, onderscheidde meestal, na zulke terechtwijzingen, zoowel de eerste kiem, als de latere fantastische bloem harer voorstelling.

Zij herinnerde zich haar vader, een schilder, een fijn-artistieken geest, zonder kracht tot scheppen, zeer jeugdig gehuwd met een oudere, hem overheerschende vrouw, zich gedrukt gevoelende onder die heerschzucht, terwijl zijn fijn-bezenuwd gestel, gelijk een edel snaarspeeltuig, getrild had onder haar te ruwe beroering, zooals dat van Eline nu somtijds trilde onder die der zuster. Zij herinnerde zich dien vader, met zijn tint als vergeeld ivoor en zijne bloedelooze doorschijnende vingers, lusteloos en loom neêrliggende, zich in de geestkracht zijns denkens plannen van groote werken scheppend, en die van zich werpend na een eerste penseelstreek. Zij was eenigszins zijne kleine vertrouweling geweest en zijn krachteloos genie had in haar oogen de vlucht genomen van dat eens poëtischen, madonna-malenden Rafaëls, met dwepende oogen en lange lokken. Hare moeder had haar steeds een stille vrees ingeboezemd, en de herinnering der illuzie-verdrijvende nietigheden des dagelijkschen levens, die zich aan deze moeder meer verbond dan aan dien vader, maakte het Eline onmogelijk haar in gedachte te idealizeeren.

Zij herinnerde zich, na den dood haars vaders, jong gestorven in de ontevredenheid van een mislukt leven, na dien harer moeder, plotseling door eene immer dreigende hartkwaal getroffen, hare jeugd onder de hoede eener verweduwde tante en zachte voogdes. Ouderwetsch, mager en recht, met treurige, regelmatige trekken, als de ruïne eener schoone vrouw, herinnerde zij zich die voor een groote spiegelruit vier glinsterende breinaalden, in regelmatig, beverig menuet, met twee dorre handen, te hebben zien bewegen. Zij leefde daar in die groote kamer, in eene zachtkens ontzenuwende en weeke welvaart, in iets geurigs en fluweelachtigs, het mollige Deventersch onder de voeten, een vlammend blokkenvuur in den haard, en een, met fantastische ooievaren en scharlaken pioenrozen bekleurd, geel zijden Japansch tochtscherm voor de deur.

De beide zusters, daar aan elkanders zijde ontwikkeld, onder de lessen eener zelfde opvoeding, in eene zelfde omgeving, hadden twee aan elkaâr evenwijdige gemoedslevens in zich laten ontkiemen, wier zijden echter bij het rijpen der jeugd naar de eischen van twee verschillende temperamenten afweken. In Eline, die, van een loom en lymfatisch gestel, behoefte gevoelde aan teederen steun en zachtkoesterende warmte, en wier zenuwen, fijn als de vezelen eener bloem, zelfs in hare weeke, als met fluweel gecapitonneerde omgeving dikwijls nog door den minsten tegenstand te ruw werden beroerd en te hevig geprikkeld, ontwikkelde zich uit angst eene terughoudendheid, die haar gemoed vulde met duizenden kleine grieven van heimelijk verdriet. Overvol geworden stortte zich dit dan uit met een enkele bruisende golf. In Betsy’s volbloediger leven ontkiemde, bevorderd door Eline’s behoefte aan steun, een streven naar overheersching, waardoor zij haar psychisch bestaan bijna geheel in het wezen der, als was zoo ontvankelijke, zuster kon dringen, welke hierbij, na een eersten schok, toch rust en voldoening vond. Maar noch Eline’s vrees haar fijn bezenuwd gestel te zullen wonden, noch Betsy’s heerschzuchtig egoïsme hadden ooit tot eene tragische crisis aanleiding gegeven, daar beider scherpe omtrekken, in de zachtblauwe atmosfeer harer omgeving, zich afstompten en wegdoezelden in een effen grijze tint.

Eline Vere: Een Haagsche roman

Подняться наверх