Читать книгу Eline Vere: Een Haagsche roman - Louis Couperus - Страница 20
II.
ОглавлениеEline voelde haar keel vol melodie. Zij zocht dus, in een aandrang zich te uiten, tusschen haar muziek, en koos de wals van Mireille. Zij zong ze met variaties van zichzelve, met lange points-d’orgue, fijn uitgesponnen als zwellende glazen draden met jubelende trillers, als die van den leeuwerik in haar lied. Zij vergat de sneeuw en de koude daarbuiten. Toen kreeg zij een gewetenswroeging bij de gedachte, dat zij in geen drie dagen gestudeerd had, en zij zong gamma’s, fileerde haar hooge tonen of zocht de smelting van een moeilijken overgang te volmaken. En het metaal van haar stem klonk glansrijk op, een weinig koud maar helder, vol kristal en parelen.
Ben, hoewel gewend aan dit gejubel, dat het geheele huis doortrilde, bleef toch met open mond luisteren, zonder zijne illustraties verder om te bladeren en opschrikkende bij de doordringende schelheid van een hooge si of do.
Eline begreep nu zelve niet, waarom zij den vorigen dag zoo treurig was geweest. Hoe was die bui van melancholie toch komen aandrijven, zonder eene bepaalde aan te duiden oorzaak; hoe weggezweefd, eveneens zonder een alles overstroomende vreugde? Nu voelde zij zich opgewekt, vroolijk, gezond; het speet haar gisteren niet de tableaux te hebben gezien, waarvan zij gaarne door Betsy meer had hooren vertellen, en zij vreesde zeer, dat de heer en mevrouw Verstraeten haar ongesteldheid niet ernstig zouden hebben opgenomen. Die goede, gezellige meneer Verstraeten, altijd vol vroolijkheid en gekheid, en die lieve mevrouw! En zij dacht, steeds voor haar piano, nu een roulade, dan een paar voorslagen studeerende, aan andere lieve menschen, die zij kende. Ze vond goede eigenschappen in al haar kennissen: in de Ferelijns, Emilie De Woude, de oude mevrouw Van Raat, mevrouw Van Erlevoort, ook in mevrouw Van der Stoor. Cateau was een poetje. En zij betrapte zich op het idée, wel eens met dien komedietroep te willen meêdoen: ze vond dat Frédérique, Marie, Lili, Paul en Etienne een uitstekende levensopvatting hadden, altijd vroolijk samen, vol plannen van pretjes. Het was wel aardig zich te laten bewonderen, mooi gedrapeerd. En Paul had een lieve stem, ze vond het heerlijk duo’s met hem te zingen, en ze vergat, dat ze een paar dagen geleden aan haar zangmeester had gezegd, dat hij hoegenaamd geen klank in zijn orgaan had.
Ze was dus aangenaam gestemd en ze zong een tweede wals, die van Juliette uit Gounods opera. Ze dweepte met Gounod!
Het was half elf, toen er geklopt werd aan haar deur.
—Binnen! riep ze en liet, omziende, haar fijne vingers rusten op de toetsen.
Paul van Raat trad de kamer in.
—Bonjour Eline. Dag, kleine rakker.
—Zoo, Paul!
Zij stond op, eenigszins verbaasd hem te zien. Ben liep naar zijn oom toe en trok zich aan zijn beenen op.
—Wat kom je al vroeg. Ik dacht, dat je vanmiddag zou komen zingen. Maar daarom ben je niet minder welkom, hoor! Ga zitten, en vertel mij van de tableaux! riep Eline opgetogen…. toen, zich bedenkende, dat zij den dag te voren ongesteld was geweest, hernam ze kwijnend:
—Het speet me vreeselijk, dat ik gisteren zoo ziek en akelig was. Vreeselijke hoofdpijn….
—Ik kan het je niet aanzien.
—Heusch, Paul! Denk je, dat ik anders niet was gekomen om je talent te bewonderen? Kom, vertel me, vertel me alles! en zij trok hem meê naar de sofa, vanwaar zij de prachtwerken afwierp.
Paul had zich eindelijk bevrijd van Ben, die, aan zijn handen hangend, zich op de hielen liet wiegelen.
—Kom, laat los, Ben, dikke jongen! En is de hoofdpijn nu over?
—O ja, heelemaal. Ik ga vanmiddag meneer Verstraeten nog feliciteeren, en mijn excuses maken. Maar Paul, vertel me nu….
—Ik kwam je juist vertellen, dat ik van middag niet kom zingen, hoor Elly. Ik heb geen toon in mijn stem; gisteren heb ik zóó moeten brullen en brommen, dat ik er schor van ben. Maar we hebben veel succes gehad….
En hij begon honderd uit te vertellen over de tableaux. Het waren zijn idées en veel was zijn handenarbeid geweest, o.a. het kladderen van de achtergronden; maar ook de meisjes hadden een maand lang zwaar werk gehad met de costumes en duizenden kleinigheden. Dien middag zou Losch komen om fotografies te nemen van de laatste groep; zelfs al was hij dus op stem geweest, had hij niet kunnen komen zingen. En daarbij gevoelde hij zich zôo stijf; hij had gewerkt als een timmerman, maar de meisjes zouden zeker ook wel uitgeput zijn. Gepozeerd had hij niet; hij had het reeds zoo druk met de organizatie der voorstelling gehad.
Hij liet zich een weinig achterover vallen in de Perzische kussens der sofa, overlommerd door de aralia, en streek zich met de hand over het haar. Het trof Eline, hoe hij op Henk geleek, ofschoon hij tien jaar jonger, slanker en levendiger was, fijner besneden van gelaat en verstandiger van blik. Maar een enkel gebaar, een optrekken der wenkbrauwen, deed die gelijkenis soms treffend uitkomen, en al waren zijn lippen dunner onder zijn blond kneveltje, dan die van Henk, onder zijn dikken snor, toch lachte hij met den zelfden trek en de zelfde volle diepe zachtheid van zijn broêr.