Читать книгу Eline Vere: Een Haagsche roman - Louis Couperus - Страница 9

VI.

Оглавление

Inhoudsopgave

Er klonk een belletje; Emilie staakte haar verhaal en vloog uit haar auditorium weg, om naar voren te komen. Men verdrong zich voor de, zich opschuivende, porte-brisée.

—Ik kan niets zien! sprak Emilie, zich op haar teenen verheffend.

—Komt u hier op mijn stoel, freule! riep, achter haar een jong meisje, dat, in een crême toiletje, boven de anderen uitstak.

—Je bent een dot, Toos, heerlijk! Ik kom. Mag ik even passeeren, mevrouw Van der Stoor; uw dochter redt me uit den nood.

Mevrouw Van der Stoor, een dame, die onder pseudoniem gedichten schreef, week bits glimlachend uit. Zij was een weinig gefroisseerd door Emilie’s sans-gêne, zijzelve deed geen poging om beter te zien.

Emilie en Cateau Van der Stoor stonden weldra samen op een stoel, elkander om het middel vasthoudend.

—O, wat mooi! riep Emilie, en zij werd stil van wat zij zag. Uit de baren eener schuimende zee van gaas verrees een ruw, als uit wit marmer gehouwen kruis, waaraan een slanke witte vrouw zich in doodsgevaar vastklampte, terwijl haar voeten door een tulle golf werden oversproeid. En haar vingeren wrongen zich krampachtig vast aan de Rots der Eeuwen.

—Het is Lili! hoorde men hier en daar.

—Wat is die Lili elegant! fluisterde Emilie tot Cateau. Maar hoe zoû ze daar zoo hangen! Hoe houd ze het uit!

—Ze ligt heelemaal in kussens, maar het is toch erg vermoeiend, zeide Toos. Je ziet natuurlijk niets van die kussens, freule.

—Natuurlijk niet! Het is heel mooi, ik heb nooit zoo iets poëtisch gezien…. Zeg eens, Toos, ik dacht dat je meê zoû doen?

—Ja freule, maar alleen in het laatste tableau met Etienne Van Erlevoort. Nu moet ik langzamerhand weg, om mij te gaan verkleeden.

Zij wipte van haar stoel. Het licht weifelde, de deuren schoven dicht. Een licht applaus klapte als op ongelijke handslagen door de zaal. Maar weldra herhaalde zich het witte vizioen van schuimend gaas, en een engel boog zich met roerenden blik over den breeden arm van het kruis, om de bezwekene, die nu met geloken oog daartegen lag, op te heffen.

Het applaus weêrklonk krachtiger.

—Marie kan zich natuurlijk weêr niet ernstig houden! sprak Emilie, haar hoofd schuddend. Ze schatert het straks uit.

Werkelijk trilde er iets zeer ongepast spotachtigs om het fijne mondje van den engel, terwijl zijn roerende blik eenigszins komiek werd onder een paar zenuwachtig opgetrokken wenkbrauwen.

Eline Vere: Een Haagsche roman

Подняться наверх