Читать книгу De Ellendigen (Deel 2 van 5) - Victor Hugo, Clara Inés Bravo Villarreal - Страница 14

Boek I.
Waterloo
Veertiende hoofdstuk.
Het laatste carré

Оглавление

Eenige carré’s der garde, onbewegelijk in de woelige vlucht als rotsen in het bruisend water, hielden stand tot den nacht. De nacht kwam, en met hem de dood; zij verwachtten die dubbele duisternis en lieten zich er onverschrokken door omvangen. Ieder regiment, van de andere gescheiden en niet meer aan ’t leger verbonden, dat aan alle zijden gebroken was, sneefde voor eigen rekening. Zij hadden voor deze laatste heldendaad post gevat, eenige op de hoogten van Rossomme, andere op de vlakte van Mont-Saint-Jean. Daar, verlaten, overwonnen, hadden deze sombere carré’s nog een vreeselijken doodsstrijd. Ulm, Wagram, Jena, Friedland stierven in hen.

In de schemering, tegen negen uur ’s avonds, bleef er op de vlakte van Mont-Saint-Jean slechts één over. In deze heillooze vallei, aan den voet dezer door de kurassiers bestegen helling, die thans door Engelsche drommen was overstroomd, had dit carré het kruisvuur der overwinnende vijandelijke artillerie, een vreeselijken, dichten schroot- en kogelregen uit te staan. Het werd door een weinig bekend officier, met name Cambronne, gecommandeerd. Bij elke losbranding verminderde het carré en schoot terug. Het beantwoordde het schrootvuur met geweervuur, terwijl het zijn vier muren steeds dichter bijeentrok. In de verte bleven de vluchtenden, buiten adem, even staan, om in de duisternis naar dit somber, steeds zwakker wordend geknetter te hooren.

Toen dit legioen slechts een handvol meer was, toen hun vaandel was weggeschoten, toen hun kogels verschoten en hun geweren slechts knuppels meer waren, en de hoop lijken grooter was dan de groep levenden, ontstond bij de overwinnaars die deze verhevene stervenden omgaven een soort van heilige ontzetting, en de Engelsche artillerie verpoosde en zweeg. ’t Was een soort van rust. Deze strijders waren omgeven door een gewemel van spookgedaanten, schimmen van mannen te paard, donkere omtrekken van kanonnen, door wier wielen en affuiten men den helderen hemel zag; het reusachtig doodshoofd, ’t welk de helden altijd door den kruitdamp op den achtergrond van den slag zien, naderde en staarde hen aan. Zij konden in de schemering hooren, dat men de stukken laadde; de brandende lonten, die als tijgeroogen in den nacht glinsterden, vormden een kring om hun hoofden; al de lontstokken der Engelsche batterijen naderden de kanonnen; toen riep een Engelsch generaal – volgens sommigen Colville, volgens anderen Maitland – in dit uiterste oogenblik, aangedaan: Dappere Franschen, geeft u over! – Cambronne antwoordde: Merde!

De Ellendigen (Deel 2 van 5)

Подняться наверх