Читать книгу De Ellendigen (Deel 2 van 5) - Victor Hugo, Clara Inés Bravo Villarreal - Страница 6

Boek I.
Waterloo
Zesde hoofdstuk.
Des namiddags te vier uren

Оглавление

Tegen vier uren was de toestand van het Engelsche leger hachelijk. De prins van Oranje commandeerde het centrum, Hill den rechtervleugel, Picton den linkervleugel. Vol vuur en onverschrokken riep de prins van Oranje den Hollanders-Belgen toe: „Nassau! Brunswijk! nimmer terug!” Hill, die verzwakt was, had zich tegen Wellington geleund. Picton was gesneuveld. In hetzelfde oogenblik, dat de Engelschen den Franschen het vaandel van het 105e linie-regiment ontnamen, hadden de Franschen den Engelschen generaal Picton met een kogel door ’t hoofd gedood. Wellington had in den slag twee steunpunten, Hougomont en la Haie-Sainte; Hougomont verdedigde zich nog, maar stond in brand; La Haie-Sainte was genomen. Van het Duitsche bataljon, dat haar verdedigde, waren nog slechts twee en veertig man over; op vijf na waren al de officieren gesneuveld of gevangen genomen. In die schuur hadden drie duizend strijders elkander verdelgd. Een sergeant der Engelsche garde, de eerste bokser van Engeland, dien zijn krijgsmakkers onkwetsbaar beschouwden, werd er door een kleinen Franschen tamboer gedood. Baring was verdreven, Alten was nedergesabeld. Verscheidene vaandels waren verloren, daarbij een van de divisie-Alten, en een van het bataljon Lunenburg, dat door een prins van het geslacht van Tweebruggen gedragen was. De grijze Schotten bestonden niet meer; de zware dragonders van Ponsonby waren neergehouwen. Deze dappere cavalerie had gebogen voor de lanciers van Bro en de kurassiers van Travers; van de twaalfhonderd paarden waren zeshonderd overgebleven; van de drie luitenant-kolonels lagen twee ter aarde, Hamilton gekwetst, Mater gesneuveld. Ponsonby was gevallen, van zeven lanssteken doorboord. Gordon was dood, Marsh was dood. Twee divisiën, de vijfde en de zesde, waren vernield.

Nu Hougomont aangegrepen en la Haie-Sainte genomen was, bleef er nog slechts een knoop door te hakken, het centrum. Deze hield nog altijd vast. Wellington versterkte het. Hij riep er Hill, die te Merbe-Braine stond, en Chassé, die te Braine-l’Alleud was.

Het centrum van het Engelsche leger, eenigszins hol, zeer dicht ineengedrongen, had een sterke stelling. Het bezette de vlakte van Mont-Saint-Jean, had achter zich het dorp en voor zich de toen tamelijk steile glooiing. Het steunde tegen dat hechte steenen huis, ’t welk te dien tijde een domein van Nivelles was en bij den viersprong staat, waar beide wegen elkander kruisen. ’t Is een gebouw uit de zestiende eeuw, en zoo sterk, dat de kanonskogels er op afstuitten, zonder het te beschadigen. Hier en daar hadden de Engelschen in de doornhagen, die de vlakte omgeven, schietgaten gesneden, tusschen de takken den mond van een kanon geplaatst, en van het kreupelhout verschansingen gemaakt. Hun artillerie lag achter het struikgewas in hinderlaag. Dit verraderlijk werk, schoon door den oorlog gewettigd, die krijgslisten toelaat, was zoo goed uitgevoerd, dat Haxo die des ochtends te negen uren door den keizer werd gelast de vijandelijke batterijen te gaan verkennen, er niets van gezien had, en terugkwam met het bericht aan Napoleon, dat er geen andere hinderpalen bestonden dan de twee barricaden, die de wegen van Nivelles en Genappe versperden.

’t Was in den tijd, dat het graan hoog staat; aan den zoom der vlakte lag een bataljon der brigade Kempt, het 95e, met buksen gewapend, in het hooge koren.

Aldus beveiligd en gerugsteund, had het centrum van het Engelsch-Hollandsche leger een goede stelling.

Het gevaar voor deze stelling was het bosch van Soignes, dat destijds aan het slagveld grensde en door de vijvers van Groenendael en Boitsfort doorsneden was. Een leger kon er niet in terugtrekken, zonder zich geheel op te lossen; de regimenten zouden onvermijdelijk uiteen zijn geraakt. De artillerie zou in de moerassen blijven steken. Volgens de meening van verscheidene deskundigen, die evenwel door anderen bestreden wordt, zou een terugtocht een algemeene vlucht zijn geworden.

Wellington voegde bij dit centrum een brigade van Chassé, die van den rechtervleugel was genomen, en een brigade van Wincke, van den linkervleugel, bovendien de divisie Clinton. Aan zijn Engelschen, aan de regimenten van Halkett, aan de brigade van Mitchell, aan de garde van Martland, gaf hij tot borstwering en steun de infanterie van Brunswijk, het contingent van Nassau, de Hanoveranen van Kielmansegge en de Duitschers van Ompteda. Hiermede had hij zes en twintig bataljons te zijner beschikking. De rechtervleugel werd, zooals Charras zegt, achter het centrum geschoven. Een groote batterij was, ter plaatse waar thans het zoogenaamde „museum van Waterloo” is, achter aardzakken gemaskeerd. Wellington had buitendien in een laagte de dragonders der garde van Somerset, sterk veertienhonderd paarden. ’t Was de andere helft der zoo terecht beroemde Engelsche cavalerie. Toen Ponsonby vernietigd was, bleef nog Somerset over.

De batterij, die, voltooid, schier een schans zou zijn geweest, stond achter een zeer lagen tuinmuur, die in de haast met aardzakken en een breed aarden voetstuk was bekleed. Dat werk was niet voltooid, men had den tijd niet gehad het te palissadeeren.

Wellington, bekommerd, doch koelbloedig, zat te paard en bleef den geheelen dag in dezelfde houding, een weinig vóór den ouden molen van Mont-Saint-Jean, die nog bestaat, onder een olm, dien later een Engelsch wandaal voor tweehonderd francs kocht, deed afzagen en medenam. Wellington was daar een koelbloedig held. Het regende kogels. Zijn adjudant Gordon viel aan zijn zijde. Lord Hill vroeg, terwijl hij hem op een springende bom wees: – Mylord, welke instructiën en bevelen laat gij ons, zoo ge mocht vallen? – „Te doen gelijk ik,” antwoordde Wellington. Tot Clinton zeide hij lakonisch: „Hier blijven tot den laatsten man.” – De dag nam blijkbaar een slecht einde. Wellington riep zijn oude wapenbroeders van Talavera, Vittoria en Salamanca toe: „Boys (jongens)! hoe kan men aan wijken denken? denkt aan Oud-Engeland!”

Tegen vier uren maakte de Engelsche linie een achterwaartsche beweging. Eensklaps zag men op de hoogte niets meer dan de artillerie en de tirailleurs, het overige was verdwenen; de door de Fransche houwitsers en kogels verjaagde regimenten trokken af naar de laagte, waardoor thans nog het voetpad naar Mont-Saint-Jean loopt; er ontstond een achterwaartsche beweging, het Engelsche legerfront week, Wellington trok terug. – Het begin van den aftocht! riep Napoleon.

De Ellendigen (Deel 2 van 5)

Подняться наверх