Читать книгу Uit den Kunstschat der Bakongos - Ivo Struyf - Страница 10
De Krab met haren platten rug
ОглавлениеMoeder Krab en Moeder Palmboommuis hadden vriendschap gesloten; zij gingen hun eten zoeken. In ’t bosch hadden zij hunnen palmnotentros gevonden.
Moeder Krab, alzoo: He, Moeder Palmboommuis, gij zijt de oudste, klim op, snijd den palmnotentros af, ik zal hem vatten.
Moeder Palmboommuis, toen zij opgeklommen was, toen zij afgesneden had, beval alzoo: Moeder Krab, vat den palmnotentros.
Moeder Krab, alzoo: Ik zal een kussentje1 gaan halen op den berg.
En zij ging, zij zag Meester Boog, alzoo: He, Meester Boog, zoo gij Moeder Palmboommuis zaagt, die boven op den palmboom zit, zoudt gij haar schieten?
Hij, toen hij sprak, alzoo: Schieten, ik schiet haar.
Zij ging op een andere plaats; zij zag Moeder Witte mier, alzoo: He, Moeder Witte mier, zoo gij Meester Boog zaagt, zoudt gij hem aanaarden?
Moeder Witte mier, alzoo: Aanaarden, ik aard hem aan. [13]
Zij ging weer elders, zij zag Meester Haan, alzo: Meester Haan, zoo gij Moeder Witte mier zaagt, zoudt gij ze pikken?
Meester Haan zegde zoo: Pikken, ik pik ze.
Zij ging elders, en ging zien naar Meester Steenmarter, alzoo: Meester Steenmarter, zoo gij Meester Haan zaagt, zoudt gij hem pakken?
Meester Steenmarter, alzoo: Pakken, ik pak hem.
Zij ging elders om Meester Hond te zien, alzoo: Meester Hond, zoo gij Meester Steenmarter zaagt, zoudt gij hem vatten?
Meester Hond, alzoo: Vatten, ik vat hem.
Dan toen zij allen te zamen gekomen waren, Meester Hond vatte Meester Steenmarter; Meester Steenmarter pakte Meester Haan; Meester Haan pikte Moeder Witte mier; Moeder Witte mier werd kwaad, aardde Meester Boog aan; Meester Boog werd kwaad, liet den pijl los; de pijl trof Moeder Palmboommuis, die den palmentros liet vallen, die viel Moeder Krab op den rug, en alzoo had Moeder Krab haren rug plat.
Zoo zij niet was gaan zien naar de menschen, dat zij kwamen om Moeder Palmboommuis te schieten, dan zou zij haren rug niet plat gehad hebben.
Kimpako. [14]
1 Een kussentje leggen zij boven den kop, om eene vracht te dragen.↑
[Inhoud]