Читать книгу Uit den Kunstschat der Bakongos - Ivo Struyf - Страница 12

De Patrijs en de Papegaai1

Оглавление

Inhoudsopgave

De Patrijs en de Papegaai, alle twee sloten vriendschap. Op zekeren dag sprak de Papegaai, alzoo: He, Patrijs, laat ons gaan wandelen in ’t verlaten dorp2, misschien zien wij er onze palmnoten3.

De Patrijs, alzoo: ’t Is wel mijne moeder4, vooruit!

Toen gingen zij naar ’t verlaten dorp. De Patrijs zag een palmnotenrist op een grooten palmboom. Hij was rijp.

De Patrijs, alzoo: He, Meester Papegaai, welaan, klim op dien palmboom; ga palmnoten aftrekken, dat wij eten!

De Papegaai zegde, zoo: Laat ons gaan, moeder. Gij, blijf hier staan aan den stam van den boom.

En zij gingen. De Papegaai, toen hij op den palmboom geklommen was, trok palmnoten af. Hij, terwijl hij at, wierp er naar de Patrijs, die op den grond was. En zij at ook.

De Patrijs, alzoo: He, Meester Papegaai, doe er nog [20]een palmnoot bij. Die kleine versukkelde, versukkelde werpt gij mij. De groote palmnoten eet gij op.

De Papegaai, alzoo: Dus kom dichter bij den stam, kom vatten die ik werp.

De Patrijs, toen zij dicht bij den stam van den palmboom gekomen was, sprak, alzoo: Wel, Meester Papegaai, werp mij een palmnoot; ik ben nu gekomen.

De Papegaai, toen hij er eene afgetrokken had, mikte waar de Patrijs nader was gekomen en met de palmnoot trof hij haar op de voeten: de voeten van de Patrijs werden rood.

De Patrijs, alzoo: Wel! Gij, ziet gij, Meester Papegaai, ik hoe gij mij gemaakt hebt, mijn voeten zijn rood. Gij, gij zijt schuldig.

De Papegaai, alzoo: Mijne moeder, ik ben hier boven, ik weet het niet. Werpen zonder inzicht heb ik de palmnoot geworpen; ik heb u niet bedoeld, mijne moeder.

De Patrijs zegde zoo in haar zelven: Indien ik niet verstandig ben, zou ik mij daarover niet wreken? Wacht! Ik zal een palmnoot verbergen in mijn zaksken van mijn paan.

Daarna sprak zij: He, Meester Papegaai, kom af, laat ons gaan, mijne moeder.

De Papegaai, alzoo: Ik kom af, ik daal beneden.

Toen kwam hij. Toen hij kwam op den grond, alzoo: Soto5, kwam de Patrijs hem vastpakken.

Dan vochten zij en vochten en vochten; de Patrijs nam een stok en sloeg hem op den kop van den Papegaai.

De stok ging recht tot op den bek van den Papegaai. En de bek werd krom; hij keek omlaag.

De Papegaai, alzoo: E ngwa mono tata! He, moeder ik vader6! Gij hebt mij mismaakt. Mijn mond was recht [21]en nu is mijn mond krom. Vandaag zeker gij en ik, hier sterven wij.

En zij vochten en vochten en vochten. De Patrijs tastte in haar zaksken en zij nam de palmnoot. Toen begon de Papegaai te vluchten.

De Patrijs mikte de palmnoot waar de Papegaai ging loopen tot op zijn staart, alzoo: Te7. De staart van den Papegaai werd rood. En zij verwijderden zich.

De Patrijs, alzoo: Gij, Meester Papegaai, vermits gij mijn pooten rood gemaakt hebt, wij wandelen niet meer met u op een zelfden weg.

De Papegaai sprak ook, alzoo: Ik, vermits gij mijn staart hebt rood gemaakt en gij mijn mond gekromd hebt den dood sterven wij, gij en ik. Gij, gij eet afzonderlijk; ik, ik zal afzonderlijk eten.

Sedert dien tijd hebben de Papegaai en de Patrijs hun oude vriendschap verbroken; zij wandelen een zelfden weg niet meer.

Mbengo. [22]

1 Ngumbi = Patrijs met roode pooten.

Nkusu = de kongoleesche papegaai is grauwachtig met rooden staart.

2 Op een vwoka (verlaten dorp) staan vele palmboomen.

3 De palmnoten, als zij rijp zijn, zijn rood.

4 Eeretitel.

5 Soto = val, gelijk de vogels vallen op den grond.

6 Uitroepingen van verwondering.

7 Te = gerucht van iets dat botst.

[Inhoud]

Uit den Kunstschat der Bakongos

Подняться наверх