Читать книгу Uit den Kunstschat der Bakongos - Ivo Struyf - Страница 16

De Pad en de Patrijs

Оглавление

Inhoudsopgave

De Patrijs trouwde zijne vrouwen; hij trouwde eerst Ngoni, Mbendi, Nkusu, Kiebu, Nkankala, Kimbwa, Tonga, Nketinsala, Kitaya1, op ’t laatste trouwde hij de Pad. En hij stelde den dag, alzoo: Toekomenden Nsona2, komt allen af.

De Nsona was gekomen; allen hadden kiekens voorbereid, anderen verkensvleesch en anderen geitenvleesch. De Pad had maniokbladeren en luku3 gereed gemaakt, en de luku was gansch zwart4.

En zij gingen naar de plaats, die de Patrijs aangeduid had. Eerst en vooral hief de Ngoni haar lied aan, alzoo: He, Meester Patrijs, Meester Patrijs, ik, de Ngoni, uw beminde vrouw, ik roep u, antwoord mij: Ke, ke5, antwoord mij, Patrijs.

Zoo ieder op zijne beurt, zongen al de vrouwen.

De Pad zong ook haar lied.

Dat bleef duren alzoo, zes dagen lang. [29]

Den zevenden dag, sprak de Patrijs, alzoo: He, mijne vrouw Pad, snijd mijn haar.

De Pad nam ’t mes, sneed zijn haar, alzoo: Hef uwe keel omhoog. En zij sneed Meester Patrijs den hals af. De Patrijs viel daar.

Maar de Pad ging hem verbergen in ’t hooge gras, en zij trok op.

Den volgenden Nsona, kwamen al de vrouwen weer bijeen op dezelfde plaats.

Eerst en vooral, sprak de Ngoni, alzoo: He, Meester Patrijs, Meester Patrijs, ik, de Ngoni, uwe beminde vrouw, ik roep u, antwoord mij: Ke, ke, antwoord mij, Patrijs.

Allen op hunne beurt hadden geroepen.

Maar de Patrijs antwoordde niet. En zij aan ’t weenen en weenen.

Dan sprak een klein vogel van boven op een boom, alzoo: Wat zijt gij aan ’t weenen? Daar, achter dien boom, daar ligt uw echtgenoot.

Zij allen, zij vielen aan ’t zoeken naar hunnen echtgenoot.

Zij vonden hem onder ’t hooge gras.

Allen dan aan ’t huilen, zij huilden, alzoo: Vooruit wij allen naar den stroom, wij gaan vergift innemen6. Vereenigt uwe familie. Ieder mensch met zijne familie.

Allen waren vereenigd op den boord van den stroom. Eerst en vooral zong de Ngoni haar lied, alzoo: Zoo ik, Moeder Ngoni, Meester Patrijs heb gedood, dat ik in ’t water duike en onderga, en dat de stroom mij verdelge!

En de Ngoni zwom den stroom over.

Al de andere zwommen er ook over.

Maar de Pad, toen het hare beurt was om te zingen, [30]toen zij gezongen had, en de rivier wou overzwemmen, duikte zij onder ’t water en kwam niet meer boven.

Al de vrouwen waren dus gered, zij waren niet schuldig; ’t was zij alleen de Pad.

De Pad ging rivierafwaarts en werd gevangen in de vischfuik van Nsiesa7. Meester Nsiesa, toen hij ging naar ’t water, toen hij de fuik ledigde, vond de Pad erin. Hij droeg haar naar zijn dorp, deed hare schelpen van haar lijf; kleedde haar aan met een vrouwspaan, en nam haar als zijne vrouw aan. En hij deed haar in zijn huis binnen.

Nsiesa, wanneer hij ging wandelen, zij de Pad, waar zij bleef, ging waar de jongelingen waren; zij hief daar haar lied aan, alzoo: Ik, ik trouw de Rat Nsiesa niet, zijne voeten zijn te mager.

Alle dagen was het alzoo.

Op zekeren dag, ging een kleine van Nsiesa zich verbergen achter de verandah van ’t huis, waar de Pad kwam bij de jongelingen. Deze hief weer haar lied aan. Maar Nsiesa, toen hij terugkwam, de kleine vertelde hem alles.

En Nsiesa, toen hij dit hoorde, werd kwaad; nam de schelpen terug en legde ze weer op ’t lichaam van de Pad en droeg haar terug naar den stroom, van waar zij gekomen was.

Boko. [31]

1 Namen van muizen.

2 Nsona = vierde dag van de kongoleesche week.

3 Luku = maniokbrood.

4 Slecht en bedorven maniokbrood.

5 Geschreeuw van de Patrijs.

6 Middel, om te weten wie schuldig is.

7 Soort van rat.

[Inhoud]

Uit den Kunstschat der Bakongos

Подняться наверх