Читать книгу Uit den Kunstschat der Bakongos - Ivo Struyf - Страница 5

De Pad en de Wouw

Оглавление

Inhoudsopgave

Moeder Pad had schuld doen eten1 aan Meester Wouw. Hij wilde niet betalen. Hij aan ’t wandelen en wandelen, hij was in ’t dorp niet te zien.

Moeder Pad, toen zij ging om ’t geld te vragen, hij, Meester Wouw, vond verstand; hij was er niet. «Overmorgen en overmorgen» deed hij altijd zeggen.

Maar Moeder Pad, toen zij gedaan had met haar hart2, ging haar verstand uitdenken, hoe zij Meester Wouw kon tegenkomen. Dicht bij het dorp van Moeder Pad, langs de rivier, was er een verlaten land; ’t was het droog seizoen3; ’t gras was droog. Moeder Pad had ’t land in brand gestoken. ’t Vuur was gedaan; zij ging zitten op een kleine hoogte kleigrond; haar witte borst blonk naar omhoog.

Meester Wouw, toen hij den rook van ’t vuur gezien had, kwam zwieren in de lucht, om te zien of er geen muizen wegliepen op dat land. En hij wandelde, hij wandelde; hij vond iets dat daar blonk op den kleigrond; hij kwam met de vleugels slaan en hij dacht: Dat is een muis! [4]

Meester Wouw viel beneden, greep op wat daar blonk, legde het in zijn weitasch, droeg het naar boven, en hij zag niet dat het de Pad was.

’s Avonds toen hij terugtrok naar zijn dorp, kwam Meester Wouw met zijn muizen te huis, begon te tellen de muizen van ’t jagen. De muizen, toen hij ze uitdeed, ze uitdeed, daar Moeder Pad ’n sprong: He, Meester Wouw, hier ben ik, ik ben gekomen om mijn geld te ontvangen.

Meester Wouw was verwonderd en verwonderd, was beschaamd. Hij ging geld halen in zijn geheimkamer, dat hij telde aan Moeder Pad: He, mijn vriendin, neem uw geld, ’t is gepast! Maar hoe gaat gij terug naar uw dorp? Gij, ik zal u niet voor niet dragen.

Moeder Pad, alzoo: Mijn geld heb ik genomen. Indien ik u geen strikken had gespannen, ’t geld, ik had het zeker niet gehad. Ik weet mijn wegen om langs ’t veld terug te gaan.

Meester Wouw wist ’t verstand van Moeder Pad niet. ’s Nachts, toen hij ging slapen, liet hij zijn weitasch hangen aan de deur van ’t huis dicht bij den grond. Moeder Pad, toen zij de weitasch zag, ’n sprong er in.

’s Morgens, toen de zon opgekomen was, Meester Wouw nam de weitasch, ging wandelen. Maar dien dag, ’t was heel warm en heet. Hij ging de rivier in, om een bad te nemen.

Moeder Pad kwam er uit, terwijl zij zegde: He, mijn vriend, ik ben er voor niet. Waar de voeten te klein zijn, de geest is niet te klein.

Kimpako. [5]

1 Schuld doen eten = geld leenen.

2 Zij had gedaan met haar hart = zij had er genoeg van.

3 In ’t droog seizoen steken de negers het gras in brand. Boven ’t vuur komen de roofvogels zwieren om muizen te vangen.

[Inhoud]

Uit den Kunstschat der Bakongos

Подняться наверх