Читать книгу Woordenboek der Grieksche en Romeinsche oudheid - Johan George Schlimmer - Страница 3

Оглавление

Voorbericht voor den eersten druk.

Inhoudsopgave

In den zomer van het jaar 1887 wendden De Erven F. Bohn zich tot mij met de vraag, of ik de bewerking op mij wilde nemen van een nieuw zoogenaamd klassisch woordenboek, meer in het bijzonder bestemd voor leerlingen aan de nederlandsche gymnasiën, van minderen omvang en lageren prijs dan het bekende werk van Lübker en ook dan de nederlandsche bewerking daarvan door wijlen Mr. J. D. van Hoëvell, omstreeks 30 jaar geleden bij den heer Braat te Dordrecht verschenen. Alleen durfde ik echter deze taak niet op mij te nemen en ik verzekerde mij dus van de hulp van mijn ambtgenoot Dr. Z. C. de Boer, die zich bereid verklaarde den arbeid met mij te deelen.

J. G. Schlimmer.

Waaraan dit woordenboek zijn ontstaan verschuldigd is, is in bovenstaande regelen medegedeeld. Er blijft nog over, rekenschap te geven van de bewerking. Het boek was in de eerste plaats bestemd voor de gymnasiën, doch het belang van de uitgevers bracht mede, dat het debiet niet uitsluitend daartoe wordt beperkt, maar dat het boek ook geschikt zou wezen voor beoefenaars der klassieke letterkunde en der oude geschiedenis, ook buiten het gymnasiaal onderwijs staande. Met het oog op het hoofddoel kwam het ons voor, dat wij zooveel mogelijk lange monografieën moesten vermijden en wel in het oog moesten houden, met welk doel een gymnasiast een artikel zou opslaan. Wanneer hij b.v. den naam van een land opzocht—zoo meenden wij—dan zou dit niet wezen om er eene uitvoerige aardrijkskundige beschrijving in te vinden, met opgaaf van bergen, rivieren, steden, enz. Toen eenmaal het plan van bewerking was vastgesteld, moest de arbeid worden verdeeld. De eerste ondergeteekende nam datgene voor zijne rekening, wat tot Italië behoorde of zich daarbij aansloot, om het zoo eens uit te drukken, het rom. gedeelte, benevens de geheele geografie der oude wereld, terwijl de tweede ondergeteekende zich met het grieksche gedeelte en de geheele mythologie en godenleer belastte. De lijst der op te nemen artikels werd telkens door ons gemeenschappelijk opgemaakt en daarbij werd met zorg overwogen, of naar onze meening te verwachten was, dat de leerling dit of dat woord in ons woordenboek zou opzoeken. Wij meenden verder, ons te moeten beperken tot het gebied der oude geschiedenis en niet op dat der middeleeuwen te moeten treden.

Een ander punt van ernstige overweging was de spelling der grieksche namen, wanneer zij met latijnsche letter worden geschreven. Al ras bleek het, dat een dubbel stelsel—n.l. voor latijnsche en grieksche woorden afzonderlijk—met het oog op de alphabetische volgorde niet houdbaar was, al ware het alleen reeds hierom, dat de volgorde van het alphabet in beide talen niet dezelfde is. Het gevolg zou slechts verwarring en last voor de gebruikers zijn geweest. Zoo kwamen wij tot het besluit, in alles de latijnsche spelling te volgen. Nu was het echter consequent, ook de latijnsche volgorde der letters in acht te nemen. Dientengevolge1 staan ook de woorden, die met grieksche letters geschreven zijn, dáár waar zij naar het latijnsche alphabet behooren te staan. Zoo staat b.v. Αὐτονομία tusschen Autonoë en Autonoüs, Εὔκλεια tusschen Euïus en Eulaeus, doch nu moest, om geen verwarring te stichten, overal de υ op ééne lijn gesteld worden met u, ten minste in de grieksche woorden, die geen eigennamen zijn en daarom in grieksche letters zijn gespeld. Zoo staat b.v. συμμορίαι na Summanus en niet na Symmachus. Woorden, die met een geaspireerden klinker beginnen, vindt men onder H. Een ander gevolg van deze regeling is geweest, dat wij zooveel mogelijk de latijnsche uitgangen hebben verkozen en men b.v. niet Delos moet opzoeken, maar Delus. Moge ook deze of gene hiertegen bezwaren koesteren, het gemak der gebruikers stond op den voorgrond.

Thans nog enkele opmerkingen2. De romeinsche wetten, voorzoover zij zijn opgenomen, staan niet vermeld onder een algemeen artikel lex, maar naar haren naam. Zoo moet b.v. eene lex Aemilia onder Aemilia (lex) gezocht worden. De romeinsche familiën staan, althans wat den tijd der republiek betreft, zooveel mogelijk naar gentes gerangschikt. Voor den keizertijd was dit om zeer begrijpelijke redenen niet vol te houden. De keizers vindt men geboekt onder den naam, waaronder zij in de geschiedenis gewoonlijk voorkomen. Niet alle eigennamen, welke bij oude schrijvers voorkomen, worden in dit woordenboek aangetroffen. Namen, die slechts op eene enkele plaats voorkomen en waarvan niets anders te vermelden was dan wat op die plaats wordt gevonden, hebben wij in den regel als onnutten ballast beschouwd, tenzij vermelding noodig scheen om verwarring met anderen te voorkomen. Wat het geografische gedeelte aangaat, hebben wij ons tot het, in ons oog, noodzakelijke beperkt. Wie b.v. Sequana opzoekt, dien zal het wel voldoende zijn, te weten dat dit de Seine is, en hij zal niet vragen, waar deze ontspringt en welke rivieren zij opneemt. Als men vindt, dat Abnoba mons het tegenwoordig Schwarzwald, of dat Baetis de oude naam is van den Guadalquivir, dan zal zulks voor den gebruiker van dit woordenboek wel voldoende wezen. Bij de stedennamen is er naar gestreefd, zoodanige aanwijzing te geven, dat het opzoeken op de kaart gemakkelijk werd gemaakt. Ook moest er eenige rekening worden gehouden met hetgeen op de gymnasia al of niet gelezen wordt, en zoo wij b.v. Pausanias en Plinius veronachtzaamd hebben, dan zal men ons toch moeten toestemmen, dat hieraan weinig is gelegen, daar men bij het lezen van zulke schrijvers vanzelf weet in welken hoek der wereld men zich bevindt. Nu en dan is naast den ouden ook de tegenwoordige naam vermeld, wanneer b.v. deze laatste een algemeen bekende naam is of waar de naam van een volk nog voortleeft in dien van hunne vroegere hoofdstad.

En hiermede—habeat sua fata libellus.

Tiel, Juni 1890.

J. G. S.

Z. C. de B.

Voorbericht voor den tweeden druk.

Inhoudsopgave

Hoewel wij in deze tweede uitgave, waarbij de tweede ondergeteekende dat deel voor zijne rekening heeft genomen, dat in den eersten druk door den heer Schlimmer is bewerkt, zooveel mogelijk getrouw zijn gebleven aan het hierboven uiteengezette werkplan, konden toch de resultaten van het wetenschappelijk werk van twintig jaren niet zonder invloed blijven op de behandeling van verscheiden artikelen. Gewijzigde opvattingen omtrent oude geschiedenis, rom. eeredienst, antiquiteiten, enz. moesten, voor zoover zij door ons gedeeld werden, ook hier uitdrukking vinden, zoude het boek op de hoogte van zijn tijd blijven, en ook onder de meeningen, die wij niet als met zekerheid juist durfden aannemen, waren er niet weinige die ons in ieder geval vermelding waard schenen. Bovendien is het geografisch gedeelte in vele gevallen uitgebreid door uitvoeriger aanwijzingen, om het zoeken op de kaart gemakkelijker te maken, en met hetzelfde doel is een aantal minder bekende plaatsen opgenomen, die in de eerste uitgave niet vermeld waren.

Andere wijzigingen dienen tot het verbeteren van onjuistheden, bij het gebruik opgemerkt, of danken hun ontstaan aan opmerkingen van anderen, die wij ons dankbaar hebben trachten ten nutte te maken. Zoo is het art. acies, dat in den eersten druk weggelaten was, nu wèl opgenomen, de leges agrariae tot één art. vereenigd, enz. Het een en ander, waarbij nog komt de toevoeging van een aantal nieuwe afbeeldingen, heeft de uitbreiding van het werk met een viertal vellen druks ten gevolge gehad.

Lange klinkers zijn alleen in de voorlaatste lettergreep van meer- dan tweelettergrepige woorden van een teeken voorzien, korte op enkele bizondere gevallen na in het geheel niet; dit scheen ons voldoende om de juiste uitspraak, vooral van eigennamen, aan te geven.

Wat hierboven over het volgen van de latijnsche spelling gezegd is, bracht onzes inziens mede dat geen trema geplaatst werd op een klinker, die met den voorgaanden klinker in het Latijn geen tweeklank kan vormen, dus niet meer Nausicaä, Antinoüs e. dgl. Eu moet in grieksche eigennamen als een tweeklank gelezen worden, behalve natuurlijk wanneer het tegendeel blijkt, in latijnsche woorden niet; zoo zijn bijv. Erechtheus, Creūsa en balneum, alle van drie lettergrepen.

Tiel, September 1910.

Z. C. de B.

C. G. Th. W. K.

Voorbericht voor den derden druk.

Inhoudsopgave

Terwijl er tusschen het verschijnen van den eersten en den tweeden druk twintig jaren verloopen zijn, volgt deze derde druk reeds na ruim negen jaren. Het spreekt dan ook bijna van zelf, dat deze druk veel minder afwijkt van den vorigen, dan de tweede van den eersten, daar in de laatste vijf jaren het wetenschappelijk onderzoek vrij wel stil gestaan heeft. Wegens het overlijden van mijn betreurden ambtgenoot Dr. Z. C. de Boer, heb ik ook het Grieksche gedeelte van het werk op mij genomen. Zijn werk echter bleek bij nauwkeurig onderzoek zoo verdienstelijk in elkaar te zitten, dat in dat gedeelte slechts weinig veranderingen, voornamelijk op het gebied der literatuurgeschiedenis, behoefden aangebracht te worden. Waar dit niet het geval was, heb ik bij de belangrijkste Grieksche schrijvers de voornaamste werken opgesomd, met bijvoeging zoo mogelijk van het jaar van verschijning. Verder heb ik nieuw opgenomen al wat de praktijk van het lesgeven mij als leemte had doen gevoelen: het werk behoort in hoofdzaak voor schoolgebruik bestemd te blijven, al maken ook, naar mij gebleken is, vele studenten en jongere collega’s er gebruik van.

Van nieuwigheden noem ik behalve τάξις, dat de vorige maal uitgevallen was, o. a. ἔρανος, ἀγῶνες en ludi; verder woorden als κοινή, Hellenismus, προσήλυτοι; ook een klein artikel over Paulus—de Romeinsch-Grieksche cultuur der 1ste eeuw n. C. is zonder hem niet te begrijpen—en in verband hiermede, eene bijvoeging onder Galatia.—Verder heb ik de voornaamste Attische vazenschilders en fabrikanten opgenomen; ze komen zoo vaak bij het onderwijs te pas, dat een aanwijzing van den tijd, waarin ze thuis hooren, niet ongewenscht leek. Van één dezer kunstenaars, Brygus, wist ik het accent niet—de naam schijnt later niet meer voor te komen, en in zijn dagen schreef men geen accenten; ik heb er dus maar wat van gemaakt.

Nieuwe houtgravures zijn ditmaal niet opgenomen, ééne, afschuwelijke, Equuleus, die bovendien onjuist was, heb ik weggelaten.

Ten slotte is het mij een behoefte dank te zeggen aan de Bestuurders der Buma- en der Leidsche Bibliotheek, zonder wier liberaliteit in het uitleenen een dergelijk werk moeilijk had kunnen tot stand gebracht worden.

Moge het werk ook ditmaal zijn weg vinden.

Tiel, Maart 1920.

C. G. Th. W. K.

Verkortingen in den tekst.

Inhoudsopgave

v. s. = volgens sommigen.
v. a. = volgens anderen.
e. a. = en andere(n).
e. e. = en elders.
d. Gr. = de Groote.
rom., Rom. = romeinsch, Romeinen.

Waar niet bepaald het tegendeel blijkt, zijn de jaren gerekend vóór C.

1 Een voorbericht wordt zeer dikwijls niet gelezen. Toch zal het bij het opzoeken van een woord dikwerf moeite besparen, wanneer men althans van deze mededeeling nota neemt.

2 Ook van belang voor den gebruiker.

Woordenboek der Grieksche en Romeinsche oudheid

Подняться наверх