Читать книгу De Zonderlinge Lotgevallen van Gil Blas van Santillano, deel 1 van 2 - Alain René Le Sage - Страница 12

HOOFDSTUK IX Welke ernstige gebeurtenis op dit avontuur volgde.

Оглавление

Inhoudsopgave

Wij bleven het grootste gedeelte van den dag in dat bosch zonder een enkelen reiziger te zien, die voor den geestelijke zou kunnen betalen. Eindelijk gingen wij er uit om naar het onderaardsche gewelf terug te keeren, onze heldendaden besprekende en het belachelijk geval, dat nog steeds het onderwerp van ons onderhoud uitmaakte, toen we in de verte een koets ontdekten met vier muilezels bespannen.

Het rijtuig kwam in flinken draf op ons af en werd begeleid door drie mannen te paard, die mij goed gewapend schenen en goed voorbereid ons te ontvangen indien we moedig genoeg waren hen aan te vallen. Rolando liet de troep stilhouden om daarover te beraadslagen en de uitslag was, dat tot den aanval werd besloten. Dadelijk stelde hij ons op, zooals hij dat goedvond en we gingen slagvaardig op de koets af. Niettegenstaande de toejuichingen die ik in het bosch had ontvangen, voelde ik mij geweldig beven en weldra werd mijn geheele lichaam zóó door koud zweet bedekt, dat ik me niets goeds voorspelde. Tot overmaat van geluk liep ik aan het hoofd der troep, tusschen den kapitein en den luitenant, die mij daar hadden geplaatst om mij maar dadelijk aan het vuur te gewennen. Rolando, die mijn angst bemerkte, keek me van terzijde aan, en zei op kwaden toon: “Luister, Gil Blas, denk er aan je plicht te doen, ik waarschuw je, als je terugwijkt jaag ik je een kogel door je hoofd.”

Ik was te zeer ervan overtuigd, dat hij zou doen wat hij zei, om die waarschuwing in den wind te slaan; daarom beval ik slechts mijn ziel aan God, daar ik nu den eenen kant niet minder had te vreezen dan den andere. Intusschen kwamen de koets en de ruiters al dichterbij; zij zagen welk soort lui wij waren, en daar zij ons plan aan onze houding raadden, hielden zij op geweerschotsafstand stil. Zij hadden evengoed als wij, karabijnen en pistolen bij zich. Terwijl zij zich gereed maakten ons het hoofd te bieden, stapte er uit de koets een welgemaakt, rijk gekleed man. Hij steeg op een los paard door een der ruiters bij den teugel gehouden en stelde zich aan het hoofd der anderen; tot wapen had hij slechts zijn zwaard en twee pistolen. Hoewel ze slechts vier tegen negen waren, want de koetsier bleef op den bok, gingen zij met een zekerheid vooruit, die mijn angst nog verergerde. Ik liet echter niet na, hoewel over alle leden bevend, mij gereed te houden tot vuren; maar om de dingen te vertellen, zooals ze zijn, moet ik bekennen, dat ik mijn oogen sloot en mijn hoofd afwendde, toen ik mijn karabijn afvuurde, zoodat de manier waarop ik aftrok, mij die daad niet op het geweten laadde.

Ik zal niet uitweiden over die handeling: hoewel ik er bij tegenwoordig was, zag ik niets en mijn angst, die mijn verbeelding benevelde, verborg mij het vreeselijke van het schouwspel zelve, dat mij schrik aanjoeg. Alles wat ik ervan weet, is, dat na een groot gerucht van geweervuur, ik mijn metgezellen luidkeels hoorde roepen: “Victorie! Victorie!” Bij dien uitroep verdween de verstijving, die zich van mijn zinnen had meester gemaakt, en zag ik de vier ruiters levenloos op het slagveld liggen. Van onze zijde hadden we slechts één doode; een onzer ruiters had een kogel in de rechterknieschijf gekregen. Ook de luitenant was gewond, doch slechts heel licht, daar de kogel slechts de huid had geschaafd.

Rolando rende eerst naar het portier van de koets, waarin eene dame was van vier- à vijfentwintig jaar, die hem heel mooi toescheen, niettegenstaande den treurigen toestand, waarin hij haar zag. Ze was tijdens het gevecht flauw gevallen en verkeerde nog in dien toestand. Terwijl hij er slechts aan dacht haar aan te kijken, dachten wij aan den buit. Wij begonnen met ons van de paarden der gestorven ruiters te verzekeren, want die dieren, door het geluid der schoten geschrokken, waren van den weg afgegaan na hun geleiders te hebben verloren. Wat de muilezels betreft, deze waren pal blijven staan, al had de koetsier gedurende het gevecht zijn zetel verlaten om zich te redden. Wij stegen af om ze uit te spannen en wij belastten ze met verschillende koffers, die we voor en achter de koets vonden vastgesjord. Daarna nam men op order van den kapitein, de dame, die nog niet tot zich zelve was gekomen en zette haar te paard, ondersteund door een roover, die een der sterksten was en het best bereden; toen namen wij de dame, de muilezels en de paarden mee en lieten de koets en de beroofde dooden op den weg liggen.

De Zonderlinge Lotgevallen van Gil Blas van Santillano, deel 1 van 2

Подняться наверх