Читать книгу Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten - Gezelle Guido - Страница 12

MET KLOEKEN ARME

Оглавление

Exiit qui seminat.

Met kloeken arme, en hand vol zaad,

aanschouwt, hoe hij zijn’ stappen gaat

en zaait, vol zorgen

de man, wiens hope en troost en al,

met ’t stervend zaad, nu zitten zal

in ’t land geborgen.


Staat op, o zaad, ’t is God die ’t zegt,

den winter en de dood bevecht:

de zonnestralen

verwachten al, met menigvoud

geverwde pracht en levend goud,

uw zegepralen.


o Winden, waait om ’t groene kind

des lands, uw zacht-, uw zoetsten wind;

o dauwrijk dagen

des morgenstonds, o wolkenvloed,

verleent het koorn, dat kenen8 doet,

uw welbehagen.


Het wasse en ’t worde een geluw graan,

het bloeie en ’t blijve buigend staan,

vol zaad geladen;

vol zegen, die geen’ nijd en baart,

geen’ zucht, geen’ zoek omleegewaard,

geen’ euveldaden!


Houdt af, gij, wind- en wolkgeweld,

die de akkerzaaite omverrevelt,

en bleeke ellenden

verspreidt alom: houdt af uw’ hand;

wilt verre weg van ’t dragend land

uw’ geesels wenden!


Dan zal de landman, ’t herte groot

van dankbaarheid, om ’t daaglijksch brood

dat hij mocht winnen,

den ouden arbeid, zwart en zwaar,

zoo dit, zoo ’t naaste en ’t naaste jaar

weêr herbeginnen.


8

Kiemen.

Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten

Подняться наверх