Читать книгу Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten - Gezelle Guido - Страница 14

HOE SCHITTERT MIJ DIE SPA TOCH

Оглавление

Hoe schittert mij die spa toch, als

gij, landman, uwen taaien hals

gebogen, langzaam eerselt16, end’

nu hier nu daar Gods akker wendt!


De zonne komt u volgzaam na

en velt op uw geglimde spa,

terwijl gij zucht en arrebeidt,

den blik van heur’ hoogmogendheid.


En, spittende in dat hel gestraal,

zoo keert uw werkzaam akkerstaal

med een den grond, en zendt den schicht

terug naar mij, van ’t zonnelicht.


Daar speiten17, uit den zwarten grond

der aarde, zoo veel stralen rond

uw’ delfspa, dat ’t een beeltenis

van Gods gevreesden bliksem is.


Doch neen: de duiven weten ’t wel,

dat ’t spawerk is en zonnenspel,

dit bliksemen, en hun vrije vlerk

vervolgt u, op uw akkerwerk.


De kwiksteert, zoo de duiven doen,

u nagaande, in zijn’ stouteschoen,

en vreest, alwaar hij wormen ziet,

uw’ spa noch heur geflikker niet.


Zoo volge ik ook, en geren ga

’k, van ’s morgens vroeg, den delver na,

hem dichtende, als hij lam en moe

van werken is, mijn deuntjen toe.


God vordere u, mijn brave man,

en, zoo ’t gebed u helpen kan

van een, die geerne uw’ weêrga ziet,

de spa en delve uw graf nog niet!


Maar mocht gij eens, uw werk voldaan,

den blijden oest18 zien binnengaan,

en zuchten: Die den arrebeid

mij zoet maakt, U zij dank gezeid!


16

Aarzelen = achteruitgaan.

17

Spatten.

18

Oogst.

Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten

Подняться наверх