Читать книгу Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten - Gezelle Guido - Страница 5

O ’T RUISCHEN VAN HET RANKE RIET

Оглавление

Παρὰ ῥοδανὸν δονακῆαHom. Il. XVIII, 576.

O! ’t ruischen van het ranke riet!

o wist ik toch uw droevig lied!

wanneer de wind voorbij u voert

en buigend uwe halmen roert,

gij buigt, ootmoedig nijgend, neêr,

staat op en buigt ootmoedig weêr,

en zingt al buigend ’t droevig lied,

dat ik beminne, o ranke riet!


O! ’t ruischen van het ranke riet!

hoe dikwijls dikwijls zat ik niet

nabij den stillen waterboord

alleen en van geen mensch gestoord,

en lonkte ’t rimplend water na,

en sloeg uw zwakke stafjes ga,

en luisterde op het lieve lied,

dat gij mij zongt, o ruischend riet!


O! ’t ruischen van het ranke riet!

hoe menig mensch aanschouwt u niet

en hoort uw’ zingend’ harmonij,

doch luistert niet en gaat voorbij!

voorbij alwaar hem ’t herte jaagt,

voorbij waar klinkend goud hem plaagt;

maar uw geluid verstaat hij niet,

o mijn beminde ruischend riet!


Nochtans, o ruischend ranke riet,

uw stem is zoo verachtlijk niet!

God schiep den stroom, God schiep uw stam,

God zeide: „Waait!..” en ’t windje kwam,

en ’t windje woei, en wabberde om

uw stam, die op en neder klom!

God luisterde… en uw droevig lied

behaagde God, o ruischend riet!


O neen toch, ranke ruischend riet,

mijn ziel misacht uw tale niet:

mijn ziel, die van den zelven God

’t gevoel ontving, op zijn gebod,

’t gevoel dat uw geruisch verstaat,

wanneer gij op en neder gaat:

o neen, o neen toch, ranke riet,

mijn ziel misacht uw tale niet!


O! ’t ruischen van het ranke riet

weêrgalleme in mijn droevig lied,

en klagend kome ’t voor uw voet,

Gij, die ons beiden leven doet!

o Gij, die zelf de kranke taal

bemint van eenen rieten staal,

verwerp toch ook mijn klachte niet:

ik! arme, kranke, klagend riet!


Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten

Подняться наверх