Читать книгу Eline Vere: Een Haagsche roman - Louis Couperus - Страница 24

VI.

Оглавление

Inhoudsopgave

Het was nog vroeg, even over halfdrie, en het kwam Eline in de gedachte, hoe zij in vele dagen de oude mevrouw van Raat niet had opgezocht, ofschoon zij wist, dat deze veel van haar hield en gaarne des middags iemand ontving, om een praatje te kunnen maken. Henk ging zijn moeder trouw iederen morgen bezoeken, nadat hij gereden had en de twee, door zijn vrouw verbannen, Ulmerdoggen renden ongestraft de trappen van het huis zijner moeder op. Betsy zag deze zelden: Betsy zag wel in, dat mevrouw Van Raat haar weinig genegen was. Eline had haar hart weten te winnen, door een zekere, allerinnemendste wijze, waarop zij met oude dames omging, iets in haar toon van spreken, in haar kleine attenties, iets als een geur van eerbied, die der oude vrouw weldeed.

Eline ging weêr terug door de Javastraat naar de Laan van Meerdervoort, en vond mevrouw Van Raat alleen, in haar hoogen stoel, de handen gevouwen in den schoot. En zij scheen het jonge meisje een beeld van zóo groote, onuitgesproken treurigheid toe; er zweefde over de rijke, versleten meubels zulk een waas van vervlogen gezelligheid; er hing in den corridor, in het vertrek zulk een atmosfeer van weemoed; er lag over de plooien der donkergroene ripsen gordijnen zulk een nevel van melancholie, dat zij zich bij haar binnentreden beklemd om het hart voelde, als was het leven de moeite niet waard. Waarom waarom….?

Toen deed zij zich geweld aan. Zij verzamelde die gedachten, waarin zij des morgens zoo opgeruimd was geweest, zij glimlachte en nam in haar toon dien vagen eerbied, met iets van liefde en medelijden, aan, en zij sprak opgewekt over Paul, over het diner van dien middag en de opera…. en zij beloofde mevrouw Van Raat eenige boeken te sturen, lieve, lichte lectuur, waarin men de wereld door roze glaasjes bekeek.

Het deed haar pijn zoo te ratelen, terwijl zij gaarne met de oude vrouw had willen schreien, in een sympathie van weedom, maar zij hield zich goed, en durfde zelfs een ernstiger onderwerp aan te vatten; zij keurde het, steeds met haar lieven, eerbiedigen toon af, dat mevrouwtje zooeven, toen zij binnen was gekomen, vochtige oogen had gehad en dit nu niet wilde erkennen; zij was niet nieuwsgierig, maar zij zou haar zoo gaarne willen troosten, zoo ze kon; had mevrouwtje haar niet wel eens meer als confidente beschouwd..?

Zij doelde op klachten over Betsy, op andere, kleinere beslommeringen, maar raakte ze niet verder aan.

En de oude vrouw schudde, reeds getroost en met een lachje, het hoofd; waarlijk zij had niets, zij gevoelde zich alleen maar wat verlaten; ach, het was, geloofde zij, dat ze zich verveelde; ze stelde in weinig meer belang, maar dat was haar eigen schuld, niet waar? Andere oude menschen lazen geregeld de courant, hielden zich op de hoogte, zij niet; maar Eline was toch een lieve meid; waarom geleek Betsy niet een beetje op haar, hé?

En ze begon, levendiger, te verhalen, over haar jeugd, over haar lieven man; daar hing zijn portret….

Het was over vieren, toen Eline zich haastte weg te komen; het begon donker te worden en het dooide en de duisterende wolken schenen op haar te zullen vallen en haar te doen stikken…. Die oude vrouw was gelukkig geweest, zeer gelukkig…. verbeeldde zij zich dat, of was het waarheid? En zij, Eline, was nu reeds niet gelukkig; o, hoe zou ze zich gevoelen, wanneer ze ook oud was, en leelijk en verschrompeld! Dan zou ze zelfs geen herinneringen hebben, om zich te troosten, dat het geluk bestond, voor haar bestaan had, dan zou alles droeviggrijs zijn, grijs als die lucht! O God, waarom te leven, zoo niet gelukkig?

—Waarom, waarom? fluisterde ze en ze haastte zich, daar ze zich verkleeden moest vóor het diner.

Eline Vere: Een Haagsche roman

Подняться наверх