Читать книгу Eline Vere: Een Haagsche roman - Louis Couperus - Страница 28

X.

Оглавление

Inhoudsopgave

De derde acte van Le Tribut de Zamora was juist begonnen, toen Betsy, Emilie, Eline en Georges hunne loge binnenkwamen. Deze komst gaf een afleiding, eene plotselinge, lichte beweging in de stilte van het luisterend en schouwend publiek; er ruischte een gekreuk van zijde en satijn; men zag naar hen op en om; kijkers richtten zich naar hen toe; in het publiek fluisterde men hier en daar, en vroeg men, wie zij waren.

Emilie en Eline zetten zich vóor neder; Betsy en Georges achter haar, en Eline zag een wijle, half glimlachend, in het rond, terwijl zij haren waaier en haren parelmoeren binocle neêrlegde. Toen begon zij langzaam hare sortie van wit peluche, met roze satijn gevoerd, los te strikken, en deed die als iets rozigs en sneeuwigs van haar schouders glijden, waarop De Woude ze over de leuning van haar fauteuil schikte. En zij genoot in den triumf harer bevalligheid, toen zij, als zonder er op acht te geven, zag, hoe men haar betuurde en bewonderde.

—Het is vanavond vol, we treffen het goed, fluisterde Emilie. Ik vind niets zoo vervelend als een leêge zaal.

—O, ik ook! zeide Betsy. Kijk daar zitten de Eekhofjes, Ange en Léonie, met haar mama. Gisteren waren zij ook bij de Verstraetens: de volgende week geven ze een soirée dansante! en zij groette de meisjes terug.

—Vanavond zingt de nieuwe baryton, die uit Brussel komt, Theo Fabrice, sprak De Woude tot Eline. U weet, dat er sinds de débuts twee zijn afgewezen, hij is eindelijk de derde.

—Wat duren die débuts vreeselijk lang dezen winter! merkte Eline achteloos en zich waaiende op.

—Met den fort-ténor hebben we het nog al dadelijk getroffen, maar ook hier, Fabrice schijnt heel goed te zijn, naar ik heb hooren zeggen. Kijk, daar komt hij.

Het koor van Ben-Saïds odalisken was geëindigd, en de Moorsche vorst zelve trad binnen, aan de hand Xaïma zijn paleis binnenvoerend. Eline lette echter weinig op, daar zij nog de zaal rondzag, nu en dan een kennis toelachte, en haar oogen niet weêr naar het tooneel richtte, dan toen Ben-Saïd en zijn slavin onder hun troonhemel gezeten waren en het ballet begon. Daarin schiep zij behagen en zij volgde de danseuses, die, als glijdend op de tippen der teenen, zich rijden onder de Moorsche arcades en zich groepeerden onder de opgeheven sluiers en waaiers van zilveren franje, omgoten door haar corsages van glanzig satijn, en schitterend van het klatergoud op de tulle harer wijd uitgeplooide rokjes.

—Een lief ballet! zeide Emilie, gapende achter heur waaier, en vlijde zich gemakkelijker in haar fauteuil, een weinig onder den indruk van het genoten diner.

Eline knikte en terwijl zij achter zich het gefluister van Betsy en Georges hoorde, bleef zij de kunstige evoluties volgen der eerste danseuse die onder de op en neêr gezwaaide sluiers en waaiers tusschen de anderen doorzweefde, steeds op de punten van heur satijnen, naar omlaag gekromde voeten, de armen omhoog, in heur kapsel een flikkerend aigrette van diamanten.

Uit den aard harer droomerig idealistische natuur, hield Eline dol veel van de opera, niet alleen om er zich in haar loome elegance te laten bewonderen, niet alleen om de muziek, en om eener beroemde chanteuse de voordracht van een of ander aria af te hooren, maar ook om de gespannen, zeer romantisch gekleurde intrigues, de eenigszins ruw geschilderde melodramatische peripetieën, vol haat en liefde en wraak, waarvan het conventioneele haar niet hinderde, en waarin zij zelfs geen waarheid zocht. Zij behoefde geen oogenblik te vergeten, dat zij acteurs en actrices, geen ridders en edelvrouwen voor zich zag, dat zij zich in een vollen, verlichten schouwburg bevond, ziende naar geschilderde coulissen en hoorend naar de tonenmassa’s van een zichtbaar orkest, en niet met held en heldin medeleefde in de tel quel opgerakelde poëzie van de een of andere mediaevistische periode; zij genoot desniettemin, zoo die acteurs niet te slecht zongen, niet burgerlijk acteerden en er gesoigneerd in hun kostumes uitzagen.

Betsy integendeel ging alleen naar de opera om te zien en zich te laten zien; zij zou Eline’s genot, zoo zij hiervan geweten had, kinderachtig hebben gevonden en er de schouders over hebben opgehaald, maar Eline genoot in stilte, omdat zij Betsy’s opinie vermoedde, en liet haar zuster dus denken, dat zij eigenlijk geen ander genoegen in den schouwburg smaakte dan, als zij, kennissen te zien en door dezen gezien te worden.

Zij betreurde het nu bij zichzelve zoo laat gekomen te zijn; ze zag Le Tribut de Zamora voor de eerste maal, en ze wist niet den inhoud der twee voorafgaande actes. Emilie was onder den indruk van haar vischpastei en haar getruffeerde poularde stil geworden en zat, als zij, aandachtig te zien.

Het ballet was geëindigd. Ben-Saïd en Xaïma traden van hun troon af, en hij zong na het recitatief:

„Je m’efforce en vain de te plaire!”

de romance:

„O, Xaïma, daigne m’entendre!

Mon âme est à toi sans retour!”

De stem van den nieuwen baryton was vol en zwaar, meer die van een basse-chantante, en hij voileerde haar in zijn lied als met een sluier van melancholie.

Maar in zijn weelderig, Moorsch kostuum leek hij groot en zwaar gebouwd; noch aan zijn houding, noch aan zijn mimiek vermocht hij eenigen zweem van verliefde onderdanigheid te schenken, en hij zag de chanteuse-légère, in haar zilverlaken en haar, met paarlen doorvlochten, blonde haren, meer aan met iets dreigends en geweldigs, dan met den deemoed van smeekenden hartstocht.

Eline voelde dit gemis in zijn actie, maar toch behaagde haar het contrast dier uitdrukking van gebiedenden trots in zijn houding, met die andere van deemoedigheid in zijn stem. Zij volgde den zang toon voor toon, en terwijl de actrice bij een plotseling fortissimo van Ben-Saïds koper orgaan scheen te sidderen van angst, vroeg Eline zichzelve af:

—Waarom zou ze toch zoo bang zijn?…. Wat is er gebeurd? Hij ziet er niet kwaad uit.

En zij zag, terwijl men, na de romance, in de handen klapte, de zaal rond, toen haar blik bij toeval op een groep heeren viel, die in de entrée der stalles zich op de trapjes geposteerd hadden. Zij bespeurde, hoe zij juist naar hun loge tuurden, en denkelijk over hen praatten, zoodat zij met haar gracieuze loomheid het hoofd weder een weinig wilde afwenden…. maar tegelijkertijd merkte zij éen onder hen op, die, hoed en stok in de hand, haar met iets hoffelijks en familiaars toelachte…. Zij keek hem even aan, met groote oogen, groette in haar verbazing niet dadelijk terug, maar wendde zich eensklaps om, legde heur hand op Betsy’s knie en fluisterde haar zuster toe:

—Zie eens, Betsy, zie eens wie daar staat!

—Waar, wie dan?

—Daar in de stalles…. Vincent…. zie je niet!

—Vincent! herhaalde Betsy, eveneens verbaasd; o ja, Vincent!!

Zij knikten beiden Vincent toe, die haar schertsenderwijze met zijn binocle begon te fixeeren, waarop Eline zich coquet achter haar waaier verborg.

—Wie, wie is dat, wie is Vincent? vroegen Emilie en Georges.

—Vincent Vere, een eigen neef! antwoordde Betsy. O, een dwaze jongen, meestal weet niemand waar hij uithangt; dan zie je hem in geen maanden en dan apparaisseert hij weêr. Ik wist volstrekt niet, dat hij in Den Haag was. Eline, doe toch zoo gek niet met dien waaier.

—Hij hoeft me niet te fixeeren! zeide Eline, en hield zich met een bevallige ronding van den arm den waaier voor het gelaat.

—Sedert wanneer heeft u uw neef gezien, mevrouw? vroeg Georges.

—O, zeker niet in anderhalf jaar. Ik geloof, dat hij, toen we hem het laatst spraken, naar Londen zou gaan, waar hij iets gevonden had, als reporter bij een courant, geloof ik, of iets dergelijks. Verbeeld je, ze zeggen, dat hij een tijdlang in het Vreemden-Legioen in Algiers is geweest, maar dat geloof ik nooit…. Hij heeft van alles gedaan, en bezit nooit een sou….

—Ja, nu herinner ik me hem, ik heb hem vroeger wel eens gezien, zeide Emilie gapend. Een raar individu.

—Ja, dat wel, maar hij weet, dat hij zich hier in Den Haag, waar hij familie heeft, een beetje moet inhouden, en dat doet hij: we tolereeren hem dus.

—Ach ja, merkte Emilie filozofisch op; je hebt meestal zoo een vuns lid in de familie.

Eline choqueerde zich lachend om haar studentikoze uitdrukking en plooide eindelijk langzaam de roze struisveeren van haar waaier in.

Eline Vere: Een Haagsche roman

Подняться наверх