Читать книгу Eline Vere: Een Haagsche roman - Louis Couperus - Страница 40
I.
ОглавлениеDe oude mevrouw Van Raat kwam een enkele maal des avonds thee drinken bij haar zoon op het Nassauplein; zij werd dan zeer vroeg, om zeven uur, door haar coupé gebracht, waarmede zij om halftien weder vertrok.
Dezen keer was Betsy nog boven, zeker met Ben, zooals Eline mevrouw Van Raat verzekerde, hoewel zij wist dat Anna, de kindermeid, den kleinen jongen naar bed placht te brengen.
Zij geleidde mevrouw Van Raat in het boudoir, waar het zachte schijnsel der bougies van een kristallen kroontje neêrschemerde op het violette peluche der causeuses en met het getintel der pendeloques weêrkaatst werd in den ronden spiegel.
—En Henk? vroeg de oude dame.
—O, die dut zeker nog! lachte Eline. Wacht, ik zal hem even roepen.
—Neen, neen, laat hem, arme jongen! zeide mevrouw Van Raat. Laat hem maar slapen, en blijf wat met mij keuvelen, kind.
Zij liet zich in de canapé neêr en zag glimlachend naar Eline die zich op een lage pouffe zette aan haar zij.
Eline nam de dorre, geaderde hand der oude vrouw in de hare.
—En hoe maakt u het mevrouwtje, goed? U ziet er vandaag uit als een jong meisje, zoo gladjes, ik zie geen enkelen rimpel op uw voorhoofd.
Mevrouw van Raat liet zich als altijd bekoren door die liefkoozende stem, door dat glanzende lachje, waarin Eline nu iets naiëfs wist te leggen, misschien onbewust.
—Dolle meid! Zoo te spotten met mijn grijze haren. Elly, je moest je schamen! en zij sloeg haar arm om Eline’s hals en kuste haar op het voorhoofd. En hoe gaat het met Betsy tegenwoordig, is zij niet erg lastig? fluisterde zij.
—Ach, mevrouwtje, heusch, Betsy is niet zoo kwaad, ze is maar een beetje…. een beetje driftig, zoo in haar manier van spreken. Alle Vere’s zijn driftig, ik ook; papa alleen herinner ik me nooit driftig gezien te hebben, maar papa was ook een man als er geen tweede bestond. Ik kan uitstekend met Betsy overweg; och ja, je kibbelt natuurlijk wel eens, als je altijd samen bent, maar dat zou ik zelfs met u doen, geloof ik, als ik bij u woonde.
—Wel, ik woû, dat je er eens de proef van nam!
—Kom, ik zou u op den duur veel te lastig zijn, u vindt me nu lief, omdat u me zelden ziet, maar als u me dikwijls zag….! en zij lachte vroolijk.
—Heb je nu toch ooit zoo een kwade meid gezien, net alsof ik zoo een humeur heb, hè?
—O, zoo bedoel ik het niet…. Maar waarlijk, Betsy is au fond een hartelijke meid, en ik verzeker u, Henk heeft een charmante vrouw aan haar.
—Nu, het is mogelijk, maar…. ik weet niet wie ik voor hem gekozen had, Betsy, of…. iemand anders, als ik had kunnen kiezen voor mijn jongen.
Zij legde de hand op Eline’s hoofd en zag het meisje met iets veelbeteekenends in haren doffen blik aan, een treurig glimlachje om den ingevallen mond.
Eline schrikte een weinig. Mevrouw Van Raats toespeling bracht haar oude gedachten voor den geest, lang vervlogen en bijna vergeten gedachten waarin zij dat plotselinge verlangen naar Henk had gevoeld, dien vagen wensch zich op hem te verlaten, als op een goedigen steun. En het scheen, of die gedachten ver waren, uitgewischt, als in een nevel, of het nog slechts schaduwen van gedachten waren, schimmen van gedachten….
Zij misten alle bekoring, zij kregen zelfs iets grotesks, dat haar bijna glimlachen deed….
—O, mevrouw, murmelde zij in haar parelend lachje; wie weet hoe ongelukkig hij dan was geworden, terwijl nu…. hij zit een beetje onder den pantoffel, maar Betsy heeft nogal kleine voeten….
—St…. stil! fluisterde mevrouw Van Raat, daar komt iemand.
Het was Henk, die de portière van het boudoir een weinig oplichtte en zich verwonderde, dat het reeds zoo laat was. Eline lachte hem uit en vroeg of hij zoet gedroomd had.
—Je eet veel te veel, daarom wordt je zoo lui ’s avonds. U moest eens zien, hoeveel hij eet….
—Nu hoor je, moeder, hoe je zoon in zijn eigen huis bedrild wordt, zelfs door zijn schoonzusje. We hebben toch zoo een last van dat kind….
—O, schei daar maar over uit; mevrouwtje gelooft toch niets kwaads van me, zelfs niet van haar aangebeden Henk…. niet waar mevrouwtje? Durf eens te zeggen, dat het niet zoo is?
Zij zag met iets kinderlijks in hare mooie, amandelvormige oogen, met iets kinderlijks in hare houding naar de oude vrouw op, en er straalde eensklaps zulk een gloed van sympathie uit geheel haar wezen, dat mevrouw Van Raat zich niet weêrhouden kon haar te omhelzen.
—Je bent een dot! sprak ze, overgelukkig in de koesterende warmte der genegenheid van haren dorren ouderdom voor die zon van jeugd.