Читать книгу Eline Vere: Een Haagsche roman - Louis Couperus - Страница 41

II.

Оглавление

Inhoudsopgave

Toen Betsy beneden kwam, verontschuldigde zij zich vriendelijk, dat zij zoo lang was opgehouden geworden en vroeg zij, of mama niet liever in den salon kwam theedrinken, het was daar ruimer….

—Paul zou straks ook komen, sprak mevrouw Van Raat, terwijl Eline haar een marmeren stoof onder de voeten schoof. Dan moest je samen wat muziek maken, Elly, zal je?

—Goed, mevrouwtje, heel gaarne….

Mevrouw Van Raat haalde haar bril en haar haakwerk te voorschijn, terwijl Betsy zich voor het theeblad, schitterend van zilver en Japansch porselein, neêrzette. Zij sprak over het een en ander, nieuwtjes van den dag, ook over het bal van eergisteren, bij de Eekhofs, zij had zich goed geamuzeerd…

—En jij ook, Elly? vroeg mevrouw.

—Ja, uitstekend, mevrouwtje, heerlijk gedanst, en een magnifique cotillon, heel aardig.

—En jij, Henk?

—O, Henk!

Betsy en Eline lachten beiden; Eline riep uit, dat hij veel te dik was om te dansen; alleen een menuet zou hij nog heel elegant kunnen doen; mevrouwtje wist, dat kwam nu weer langzamerhand in de mode.

Mevrouw lachte meê, en Henk dronk goedig zijn wasemend kopje thee uit, toen er gebeld werd en Paul weldra binnentrad. Hij vertelde, dat hij zoo juist van de Prinsengracht, van Hovel kwam, wien hij een visite gemaakt had; gisteren avond had hij al naar den advocaat willen gaan, maar hij was Vincent Vere tegengekomen, in de Hoogstraat, en hij had zijn bezoek uitgesteld, om met nog een paar kennissen een glas wijn op Vincents kamer te gaan drinken. Hovel was hem uitstekend bevallen bij nadere kennismaking; hij was zeer humaan, zeer vriendelijk, en zij waren overeengekomen, dat Paul met den volgenden Maandag beginnen zou op zijn kantoor te komen werken.

Mevrouw Van Raat slaakte onwillekeurig een zucht van verlichting, nu die lang besproken visite eindelijk was afgelegd. Den laatsten keer dat zij haar zwager Verstraeten gezien had, meende zij, van Paul sprekende, eenige ontevredenheid in hem bespeurd te hebben, en zij rekende zeer, in zake haar jongste, op de hulp van Verstraeten, die Pauls toeziende voogd was geweest, tijdens zijne minderjarigheid.

Betsy gevoelde, terwijl Paul sprak, iets, alsof het niet stond, dat Henk toch zoo totaal zijn tijd „verlummelde” met zijn paard en zijn honden…. Maar wat te doen; zij had al zoo dikwijls aangedrongen, en het was er nu geen geschikt oogenblik toe, in het bijzijn der oude mevrouw Van Raat.

—Kom Paul! riep Eline op eens, willen we wat gaan zingen?

Paul verklaarde zich bereid; hij stond op; Eline zette zich aan de piano. Iederen Donderdag studeerden zij te zamen duo’s in en zij beroemden zich reeds op een klein répertoire. Paul had nooit les gehad, kende nauwelijks pianospelen, maar van Eline ving hij nu en dan een raadgeving, een aanwijzing op, die hij steeds trouw volgde, en zij beweerde, dat wat hij met zijn stem vermocht te doen, hij aan haar verschuldigd was. Hij hield nu reeds zijn mond goed open en zijn tong tegen zijn ondertanden aan, maar heusch, hij moest les nemen, bij Roberts…. Je kon eigenlijk zoo maar niet zingen zonder studie.

—Wat zullen we nemen? Une Nuit à Venise?

—Goed, best, Une Nuit à Venise!

Zij sloeg een muziekboek open, in rood leer gebonden, waarop in gouden letters: Eline Vere prijkte.

—Maar galm hier en…. hier je hooge sol niet zoo uit, sprak ze. Neem die liever in je middenregister en niet uit de borst. Dan klinkt het veel melodieuser. En heel zacht beginnen, en hier, en hier crescendeeren. En goed gelijk met me blijven op het laatst, met het loopje, je weet wel. Nu… netjes Paul.

Zij speelde het voorspel van Lucantoni’s duet, terwijl Paul met een kuchje zijn stem verhelderde. En zij zetten te zamen gelijk en zacht in:

„Ah, viens, la nuit est belle!

Viens, le ciel est d’azur!”

Zijn lichte tenor klonk een weinig broos en week, maar met een aangeboren bevalligheid, op naast het glansrijke metaal van haar sopraan. Zij vond er een genot in zoo samen te zingen, als Paul wat bij stem was en naar raad wilde luisteren. Het scheen haar, of zij steeds gevoeliger zong, wanneer een andere stem de hare vergezelde, en vooral in de herhaling der fraze:

„Laisse moi dans tes yeux,

Voir le reflet des cieux!”

legde zij iets als het smachten eener Italiaansche liefde….

Het duet kreeg in haar geest meer dramatischen vorm; zij stelde zich in gedachte voor met Paul, als den tenor, liggende in een gondel, die tusschen de decors van een Venetiaansch kanaal voortgleed, in den magneziagloed van het kunstmatige maanlicht. Haar droomende verbeelding dacht heurzelve in het rijke toilet eener patricienne; Paul in dat van een armen, jongen visscher en zij beminden elkaâr, en lagen in zijn boot te droomen, al zingende, op de lagune. Voor haar zat het publiek ademloos….

„Devant Dieu même

Dire: Je t’aime

Dans un dernier soupir….

Daar was het loopje, zij vreesde, zij vreesde…. Paul zou blijven steken, zij relentiseerde…. neen, Paul bleef met haar samen en zij genoot in de samenstemming van maat, terwijl hunne stemmen wegstierven:

„Dans un dernier soupir….”

Eline Vere: Een Haagsche roman

Подняться наверх